pasfoto

Skydiver

Laatst online: -

Annemik

Skydiver is offline

Hogwarts

24

-

-

lijst


Na zo'n vijf jaar weer terug op m'n oude account waarvan ik ineens het wachtwoord weer wist wow oke dan enjoy alle cringy dingen die hier nog op staan en do look forward to new stuffffff


-

1 decennium geleden

3 jaar geleden

1 dagen 14 uur

4327 [24 uur]

3

1

1

0

0

19

191

394

249

164



3 Creaties van Skydiver

Gastenboek (151)

  • l_l3

    MIK! HEB JE DE HONGERSPELEN/VLAMMEN/SPOTGAAI AL GELEZEN?
    NIET? DAN MOET JE DAT DIRECT DOEN!
    (of meedoen aan After the war/the reunion/de hongerspelen RPGs.)

    1 decennium geleden
  • l_l3

    Joost, die naar de maan vlieeeeeegt.
    Het is voor een cijfer.

    1 decennium geleden
  • l_l3

    Momenteel heb ik dit:
    Hoofdstuk 6
    ‘Zo, we zijn er. Uitstappen.’ De politieagent die achter het stuur zit, heeft de auto geparkeerd. De weg is lang en hobbelig geweest. Joost en Gitta zitten nog steeds zwijgend op de achterbank. De reis had voor hun gevoel wel uren geduurd.
    Gitta springt als eerste de auto uit. ‘Jek, ik geloof dat ik een beetje misselijk ben. Volgens mij kan ik niet zo goed tegen autorijden.’ zegt ze, terwijl ze de frisse lucht opsnuift. Joost doet ook het portier open, en laat zich ook van zijn stoel afglijden. Hij is blij dat ze er zijn. De lucht in de auto rook inderdaad niet zo lekker. Het was een muffe onaangename geur die in de auto had gehangen. Hij kijkt om zich heen. Het politiebureau is een groot grijs massief gebouw. Het ziet er niet zo prettig en uitnodigend uit als Joost gehoopt had. Vroeger, toen hij een jaar of zeven was, wilde hij nog bij de politie. Maar als hij had geweten dat bijvoorbeeld zoiets als dit zijn werkplek zou worden, dan had hij toen vast al besloten wat hij níet wilde worden. Ze lopen met z’n allen het politiegebouw binnen. Binnen in het gebouw hangt er net zo’n muffe lucht als in de auto. Het is een rommelige werkplek. Alle bureaus liggen vol met slordig op elkaar gelegde papieren en op de vloer ligt allemaal troep.
    ‘Kennen jullie hier in Duitsland geen prullenbakken?’ vraagt Joost, die zijn neus optrekt.
    ‘Dit is een tijdelijk onderkomen. Ons echte bureau wordt gerepareerd. We moeten het hier maar even mee doen.’ zegt de politieagent.
    Joost knikt, en loopt weer verder. Het is heel chaotisch hier, denkt hij bij zichzelf. Iedereen is druk bezig op verouderde computers om het bureau nog een beetje draaiende te houden. Helemaal achteraan is een houten deur. Joost vraagt zich af waar die voor dient. Een oude politieagent doet een sleutel in het verroeste slot en draait hem om. De deur gaat krakend open. De man verdwijnt in een donkere ruimte.
    ‘Wat is er achter die deur?’ vraagt Gitta, die naast Joost is komen staan.
    ‘Daar zijn de toiletten. Dus als jullie moeten…’ zegt de agent.
    Joost en Gitta kijken naar de oude deur, kijken elkaar even aan, en besluiten dat ze liever niet willen weten hoe vies de toiletten waren.
    ‘Ga maar zitten op die stoelen, dan ga ik jullie zo even ondervragen over het incident.’
    De agent wijst naar twee stoelen tegenover een oud bureautje.
    Ondervragen? De schrik slaat toe bij Joost. Hij heeft geen zin om te vertellen wat hem hierheen heeft gebracht. Dan zouden ze zijn ouders vast bellen en zou hij weer terug naar huis moeten. Dan was zijn hele vlucht voor niets geweest. Hij moest weg, en wel zo snel mogelijk. Joost kijkt rond of hij kon ontsnappen. Iedereen was druk bezig, ze zouden waarschijnlijk niets merken als hij stiekem weg zou sluipen. Hij kijkt even naar Gitta, die een tijdschrift leest. Voorzichtig schuift hij zijn stoel een stukje achteruit. Joost staat voorzichtig op, en zet een stap naar de deur. Op dat moment komt de politieagent net binnen met een notitieblokje, een recorder, en een potlood.
    ‘Wat denk jij te gaan doen?’ vraagt hij argwanend.
    Joost kijkt naar de deur. Het is nog ongeveer tien stappen, met rennen zal hij het dus niet halen.
    ‘Ik… wilde even wat frisse lucht. Het is een beetje benauwd hier…’
    De politieagent bestudeert hem even. ‘Ga maar. Maar kom over drie minuten weer hier terug, begrepen?’
    Joost knikt dankbaar, en loopt rustig naar de deur.
    ‘Tot zo, dan maar.’
    De politieagent kijkt hoe de jongen de deur opendoet. Zo benauwd is het hier toch niet? Hij kijkt even naar Gitta.
    ‘Heb jij het benauwd?’
    ‘Nee, nou, ehm… eigenlijk best wel, ja.’ zegt ze. Als ze nu ‘nee’ had gezegd, had ze Joost natuurlijk verraden.
    ‘Ga jij dan ook maar.’ zegt de agent, die ongeduldig op zijn horloge kijkt.
    ‘Drie minuten, toch?’ zegt Gitta.
    ‘Ja, en dan gelijk terugkomen, ja?’
    Gitta knikt, en holt naar de deur. Eenmaal buiten gaat ze gelijk op zoek naar Joost. Als ze het vieze terrein bestudeert, ziet ze dat er niemand meer staat. Hij is weg, verdwenen. Ontsnapt. Gelijk holt Gitta weer naar het bureau, en doet de deur open.
    ‘Nu al terug?’ vraagt de agent.
    ‘Ik kreeg het een beetje koud. Zo benauwd is het hier niet meer.’
    ‘En die jongen?’
    ‘Die wilde nog steeds een beetje frisse lucht. Hij zal zo ook wel komen.’
    De politieagent knikt, en pakt zijn notitieblokje.
    ‘Goed, dan beginnen wij alvast.’
    Ondertussen holt Joost de longen uit zijn lijf. De drie minuten zijn bijna om. Zo meteen zullen ze beseffen dat hij is ontsnapt. Hij gaat een straat in, en loopt een beetje door de stad. De stad is rustig, er lopen maar weinig mensen. De winkeltjes zien er een beetje ouderwets uit. Ze hebben weinig kleur, en de meeste zaken bestaan al sinds de 19e eeuw. In de meeste winkeltjes brandt licht, maar er lopen bijna geen klanten. Er staan weinig auto’s, en de auto’s die er staan, zijn oud. Het lijkt wel of de tijd hier heeft stilgestaan.
    Na een tijdje wandelen komt Joost bij een klein dorpje aan. Dit dorpje bestaat uit een aantal woningen en winkels. Het lijkt wel alsof hij telkens in dezelfde stad wandelt die hij tegenkomt, maar toch zijn ze net iets anders. Als hij langs een café loopt, ruikt hij een heerlijke geur. Hij beseft dat hij vanochtend nog niks, behalve een kleffe krentenbol uit de politieauto, heeft gegeten. Hij voelt in zijn zak. Nog zes euro en tachtig cent. Daar kan hij vast wel iets van kopen. Hij loopt het café binnen. Hij bestudeert de heerlijke broodjes die in de etalage liggen. Muffins, gebak, donuts, maar ook pizzabroodjes en tosti’s. Hij besluit een tosti met ham en kaas te nemen. Hij loopt naar de toonbank.
    ‘Mag ik één tosti ham kaas en een cola?’
    De vrouw achter de toonbank kijkt hem over haar brillenglazen aan, en zegt: ‘Komt eraan. Zoek maar vast een tafeltje.’
    Joost knikt, en gaat zitten bij een tafeltje bij het raam. Hij pakt een Duitse krant en begint erin te lezen.
    Verderop zitten drie mannen aan een tafeltje naar Joost te gluren. Eén man stoot zijn vrienden aan: ‘Zeg, gozers, is dat niet dat joch, dat ons bespioneerde?’
    ‘Verhip, nou je het zegt… Hij lijkt er inderdaad verdacht veel op.’
    ‘Wat je zegt.’
    ‘Wat doen we nu? We kunnen hem niet opnieuw laten ontsnappen. Waar is trouwens dat grietje, dat bij hem was?’
    De andere mannen halen hun schouders op.
    ‘Geen idee.’
    ‘Als hij naar buiten gaat pakken we hem.’
    Inmiddels heeft Joost zijn cola en tosti op. Het viel wel mee hoe lekker het was maar omdat hij zoveel honger had was het toch heel lekker. Hij loopt naar de toonbank.
    ‘Hoeveel kost het?’ vraagt hij.
    ‘Drie zestig.’
    Joost pakt het geld en betaalt. Hij loopt naar zijn tafeltje en neemt de Duitse krant mee. De krant was toch van gisteren. Hij doet de deur open en gaat weg.
    Bijna tegelijkertijd staan de drie mannen op.
    ‘Kom op mannen, we pakken hem.’
    Ook zij lopen het cafeetje uit.
    Joost loopt fluitend door het dorpje. Hij heeft geen weet van wat er achter hem gebeurd, totdat de mannen hem met hun auto hebben ingehaald en hem de weg afsnijden. De mannen springen uit de auto, en doen hun hand voor de mond van Joost. Joost probeert de schreeuwen, maar er komt alleen een soort ‘mwrr!’ uit. Ze duwen Joost in de auto, en rijden weg.
    ‘Zo mannetje. Jij dacht te ontsnappen? Dat heb je verkeerd gedacht. Wij hadden je wel door, hoor. En nu gaan wij er voor zorgen dat je nooit meer iets kan vertellen.’
    De man grijnst naar Joost, die hem woedend aankijkt.
    ‘Ben je je vriendinnetje vergeten? Oh oh, zit die nog op het politiebureau?’
    Nu is het Joost beurt om te grijnzen, gelukkig zien de mannen het niet.
    ‘Geef verdomme antwoord!’ schreeuwt de man.
    Joost wijst naar de lap die voor zijn mond is gedaan, en haalt zijn schouders op.
    ‘Goed. We maken hem wel los. Maat, maak jij de knoop maar los.’
    Eén van de twee mannen die naast Joost zit, maakt morrend de knoop los, en Joost ademt gelijk frisse lucht in.
    ‘Eindelijk kan ik weer ademen. Maar mijn vriendinnetje zit inderdaad nog op het politiebureau. Als ze er nu dan niet aankomt.’
    Grijnzend wijst Joost naar achter, waar overduidelijk een groenwitte politieauto aan komt rijden.
    ‘Shit. Plankgas.’ zegt een man naast Joost.
    Onmiddellijk drukt de man achter het stuur het gaspedaal verder in, en ze racen door de stad, nog steeds achterna gezeten door de politie.

    1 decennium geleden
  • l_l3

    Ja, aan mijn Nederlands verhaal over Joost^^

    1 decennium geleden
  • l_l3

    Jup. Maar ik antwoord meestal.

    Allervaagste mens ter wereld.
    Niet vüberig, wel überig.
    Nyaaaaah!
    Echt de meligste op aarde.
    Meeeeeeeeelig!
    Inderdaad extreem übervaag.
    Klaar!

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen