• Allebei de groepen waar ik tussen moet kiezen lijken goed maar er móet er een slecht zijn anders kan ik niet kiezen. Maar hoe zie ik of iets goed of kwaad is. Waar is de scheidingslijn? Wanneer is iets slecht? Want dat ik moet kiezen is duidelijk.
    Dit zijn niet mijn enige zorgen. Als ik verkeerd kies zijn er consequenties. En zal hij wel het zelfde kiezen? Over een jaar ligt dezelfde keuze voor hem als voor mij nu. Ik zal een jaar ver weg zonder hem moeten leven. Ik weet niet waar mijn familie is. Waar mijn vrienden zijn. Dat is tegen de regels om te weten. Niks van buitenaf mag mijn keuze beïnvloeden. Ik moet hem zelf maken. Maar dit is het moeilijkste van mijn leven. Want ik wil alles weten. Ik wil weten waar mijn familie is. Waar mijn vrienden zijn. En wat er gebeurd als ik verkeerd kies. Want wat is verkeerd eigenlijk? Ik snap het niet. Ik zie geen scheidingslijn. Goed is vervlochten in het kwaad. Mensen zouden duidelijk zwart en wit zien. Maar voor mij is alles grijs. Bovendien wil ik weten waarom ik verkeerd kan kiezen. Als het mijn keuze is, is het nooit verkeerd zeiden mijn ouders tegen mij toen ik jong was. Maar hier moet ik niet alleen tussen goed en kwaad kiezen. Stel dat hij en mijn familie op verschillende richtingen zitten? Dan zal ik een van hen beiden dus nooit meer zien. Want als je eenmaal een richting hebt gekozen kun je niet meer terug.




    Stukje
    Ik wenste dat het niet hoefde. Ik was misschien 2 geweest maar toch snapte ik het. 2-jarigen snappen niet veel maar zelfs ik had het wel door. Mijn moeder en vader vertrokken. Weg. En ze kwamen niet meer terug. Geen telefoontje, geen brieven of iets anders. Ik had nachten lang gehuild. Maar ze waren niet meer teruggekomen. Als ik me alleen voel probeer ik me hun gezichten voor de geest te halen. Eerst mijn moeder, bruin haar. Nee, niet echt bruin, eerder kastanjebruin. Er zat een bijzondere glans in. Een gouden glans die haar haar in het zonlicht liet glinsteren. Ze was niet oud toen ik haar voor het laatst zag, ze was jeugdig en verdrietig. Ik herinner me veel verdriet. Veel tranen, vooral van mijn kant. Zij hield zich in. Misschien wilde ze me geen angst aanjagen. Ze glimlachte. Ik heb nog een keer in haar ogen gekeken. De donkerbruine ogen. Ze waren geruststellend geweest, maar toen ze weg liep zag ik tranen in haar ogen staan. Verder was ze vrij lang. Van mijn vader herinner ik me minder. Hij had lichtgroene ogen en ik weet nog dat hij vroeger beeldjes verzamelde van beren. Allerlei beren. Pandaberen, bruine beren en ijsberen. Hij hield er allemaal van. Vroeger snapte ik dat niet, maar nu wel. Beren straalden iets uit. Kracht, en eenvoud. Ze zijn wat ze zijn, en toch zien ze er prachtig en sterk uit. Misschien zouden mensen ook zo moeten zijn. Niet te moeilijk doen en doen waar je gelukkig van wordt. Doen wat ze graag willen doen en eerlijk zijn tegen elkaar. Maar zo waren mensen niet, en het zal lang duren voor we zoiets zouden kunnen bereiken. Ik zuchtte, en bedacht dat ik van de laatste dag van mijn korte weekend moest genieten. En niet nadenken over hoe mensen zouden kunnen zijn, en over mijn vader en moeder. Misschien moest ik ook gewoon doen wat me gelukkig maakte op dit moment.


    doen/niet doen?
    Titel?
    tips?

    Dankjewel (:


    Travel far enough, you'll meet yourself