Oké het is heel simpel,
A zegt bijvoorbeeld 2 zinnen;
Hij hield van mij,
hij zou er nooit meer over liegen.
B zegt dan een zin die rijmt op liegen;
Maar hij bleek me te bedriegen,
elke keer liet hij mij weer verbaasd staan.
C zegt dan iets dat rijmt op staan.
(geen woorden die niet rijmen gebruiken zoals twaalf)
We beginnen met;
negen Zuid-Afrikaanse kindertjes,
speelden met een voetbal.