‘’Mama, waar heb je mijn klavertjevier gelaten? Heb je hem opgeborgen, of heb je hem weggegooid?’’ Ik zoek mijn klavertjevier. Het is ineens spoorloos verdwenen. Het bracht me geluk en liefde. Maar het is weg, ik zal het nooit meer beleven. De tijd van toen.
Ik loop met mijn handen in mijn zakken over straat. Zoekend in het gras, het gras dat groener lijkt aan de overkant. Het getik van mijn hakken op de stoeptegels verbreekt het vrolijke getjilp van de vogels. Mijn ogen zoeken het gras af, opzoek naar een klavertjevier. Ik buk om mijn geluk te plukken. Mijn hand omklemt het stengeltje. Ik kijk tegen de zon in, hij verwarmt mijn gezicht. Met mijn geluk in mijn hand loop ik naar huis, waar ik de voordeur open. Ik leg het klavertje vier neer op de tafel.
‘’Mama, waar heb je mijn geluk gelaten?’’
x
Your fingerprints are on my heart.