Voordat de jongedame kan reageren, weet een nieuwe melodieuze stem te doorbreken — een welbekende stem. Caelan kijkt omhoog — of liever gezegd, omlaag — in de richting van de vrouwelijke djinn. Direct flitsen herinneringen door zijn gedachten over hun meerdere ontmoetingen, vrijwel allemaal positief — al blijft het negatieve hangen.
'Ah, ik dacht al dat ik jouw lieflijke stem hoorde, Caelan.' Caelan's kijkers glijden over Sahar's beeldschone jurk — blijven hangen op de punten waar haar huid zichtbaar is. Slikkend dwingt hij zichzelf terug te kijken richting haar gezicht, waardoor hij de bezorgdheid plotseling kan bezichtigen. Caelan veegt onbewust over zijn lange jas — her en der wat vuil ervan verwijderend met achteloze handelingen. Natuurlijk weet hij haar tegen te komen op het moment dat hij uit het vuil is gekomen. Caelan's kijkers verwisselen kortstondig naar het inktzwart — hetgeen hem opnieuw binnenin laat vechten tegen de opkomende krachten. 'Dus, we zitten hier vast — voorlopig. Er zijn vast wel personen mee bezig om dit op te lossen.' Vanwege deze woorden voelt Caelan zichzelf verstijven. Ja — er is iemand bezig gegaan om dit op te lossen, hijzelf. Caelan's gedachtegang wordt onderbroken door Sahar's aanraking — de zachte kneep van haar zachte hand. Plotseling voelt hij de melancholische gedachten enigszins van zichzelf afglijden, kortstondig alles rond hem vergetend. Caelan's mondhoeken kruipen ietwat omhoog — Sahar een minimale glimlach schenkend. Terwijl de djinn de vreemdeling start te ondervragen over haar al dan niet levende metgezel, richt Caelan zijn aandacht opnieuw achter hen — de menigte die zowel in paniek is, als rustig doorgaat. Wanneer zij de ernst inzien, weet hij niet. Rondom het sluiten van de portalen heerst een gigantische onwetendheid — zelfs bij hem. 'Ik ben Shiva en dit is Khán. Ndiwe ani?' Caelan kijkt terug om te zien hoe de vreemde Khán start te blazen. Onbewust strekt hij zijn arm richting Sahar — haar beklede onderarm vederlicht aanrakend. Caelan heeft zich altijd afstandelijk gehouden van de levende doden. Ondanks zijn eigen onbegrijpelijke krachten — snapt hij hen absoluut niet. Hij wantrouwt necromancers. 'Hetgeen ik zojuist al zei, charmant.' Caelan kijkt kortstondig richting Khán — waarna hij zijn aandacht opnieuw richt op de djinn Sahar, een verre kennis. 'Altijd een plezier om jou te zien, Sahar.' Caelan's kijkers verwisselen opnieuw van hun kleur, waardoor zijn gezicht een gepijnigde uitdrukking krijgt. 'Ik denk dat we hier langer vast zitten dan voorlopig.' Zijn hand valt opnieuw naast zijn lichaam. 'De portalen zijn nog nooit eerder gesloten, het is absoluut slecht nieuws.' Caelan richt zijn blik omhoog — naar het flikkerende plafond — hetgeen er absoluut niet zo uit zou moeten te zien. 'Het ergste moet nog komen,' prevelt hij zachtjes. |
|
[ bericht aangepast op 30 april 2020 - 11:52 ]
•