Politiek & Pannenkoeken || Proloog
“Oh, Frits…” Met een snik liet ik mezelf op de sofa vallen. Het leek alsof niets goed kon gaan. Naast mijn appartementencomplex was een stelletje bouwvakkers bezig met een compleet nieuw complex, wat een hels kabaal veroorzaakte. Het geluid van grote machines klonk diep door tot in mijn schedel. Alsof ik nog niet genoeg aan mijn hoofd had zonder het geluid van klunzige mannen met enorme bilspleten.
“Jij houdt nog wel van me, toch?”
Hij keek me aan met zijn hoofdje schuin. Ik nam aan dat dat een bevestiging was, want Frits was niet altijd even goed met woorden.
De typische huil-koppijn pestte mijn hoofd, toen ik rechtop ging zitten. Met mijn mouw veegde ik een deel van de tranen weg.
“Zelfs mijn moeder haat me!” huilde ik. Een klein pruttelend geluidje was te horen. “Ja, Frits, ik wéét dat ik overdrijf.”
Na ook mijn neus aan de mouw van mijn jack afgeveegd te hebben, aaide ik Frits liefkozend over zijn dikke buik. De rode kater begon te spinnen en ging op zijn rug liggen.
“Jij bent mijn enige vriend…” Met een nors gezicht pakte ik het katje op en hield ik hem vast op de manier waarop je baby’s vasthield.
Het was niet eerlijk. Niets was eerlijk in het leven. Mijn moeder accepteerde me niet zoals ik was. Misschien had ik inderdaad kinderachtig gereageerd, maar dat was nou eenmaal hoe ik was en ik vond het fijn. Ik genoot ervan om met mijn kat in mijn felgekleurde appartement Netflix te kijken en pannenkoeken met stroop te eten.
Nadat ik mijn jas uitgetrokken had, vloog het kledingstuk met een boogje door de woonkamer en kwam het vervolgens neer in een zielig hoopje in de hoek. Mijn trui stond hetzelfde lot te wachten. Ik trok het uit en liep naar de slaapkamer. Ik prees mezelf gelukkig met het feit dat ik op vijf hoog zat en geen buren had. Anders zouden de beste mensen vrijwel elk moment van de dag van een striptease kunnen genieten. Ook al was dat nou niet helemaal waar ik voor ging in het leven. Ik had namelijk een vrij normaal baantje en ik bracht mijn dagen niet door in stripclubs. Al was het wel iets wat ik een keer wilde proberen. Als je in de stemming was, kon strippen vast heel leuk zijn. Moest ik wel eerst een wederhelft weten te vinden. Dat zou vast wel goed komen. Ooit.
Op dit moment werden zelfs mijn familie en vrienden gek van me. Wat was er mis met me? Was ik gek?
“Liza, je bent kinderachtig,” zeiden ze. “Grow up,” werd er regelmatig naar mijn hoofd gesmeten. Was het omdat ik nog steeds niet wist hoe ik mijn belastingaangifte moest doen? Moest ik een saaie kantoorbaan gaan zoeken? Toevallig vond ik mijn werk bij de Starbucks leuk. Ik moest toch ergens geld vandaan halen als ik hier wilde blijven wonen? Het was ook niet zo dat ik makkelijk ergens een andere baan zou kunnen krijgen. Geen enkele werkgever wilde iemand die blijkbaar niet genoeg motivatie had om een studie te volgen.
Ik had wel genoeg motivatie om te studeren, maar ik wilde het gewoon niet. Er was geen studie die me aansprak en ik was nog niet klaar voor het serieuze leven. Ik miste mijn middelbare schoolleven. Het nietsdoen en het loltrappen. De nietszeggende dagen van een middelbare scholier. De pauzes waarin je naar de dichtstbijzijnde supermarkt liep om een frikandelbroodje te halen.
“Hm frikandelbroodjes.” Ondeugend keek ik naar mijn spiegelbeeld. Was het heel fout om nu naar de supermarkt te gaan en frikandelbroodjes te verorberen als avondeten?
“Wat denk jij, Frits?” De kat lag op zijn rug, terwijl hij op zijn eigen luie manier een vlieg probeerde te vangen. Dat was een uitstekende hulp bij vragen zoals deze.
“Oké, frikandelbroodjes en red bull it is."