Genevieve Dumaine II 23 II Queen Anne's Revenge
De ochtend was aangebroken, iets wat ik eigenlijk maar langzaam gewaar werd doordat er slechts een straaltje licht de kleine ruimte binnen piepte, door de kier die zich tussen de twee donkere gordijnen bevond. Het was echter pas nadat ik op trachtte te staan en de grond onder mij leek te verplaatsen, dat mijn gedachten kriskras alle kanten uitschoten. Alsof een hamer m’n schedel binnensloeg, zo drongen nu de herinneringen van de vorige avond zich aan me op en kwam het besef dat ik niet langer in Saint Lucia was. Dat ik me niet in m’n eigen vertrekken bevond.
Chaos, dat was hetgeen dat de boventoon droeg en het allereerste dat ik me herinnerde. Voornamelijk honend gelach en bulderende kreten, schreeuwende stemmen die daarop volgden, tot het uiteindelijk stil viel. Een doodse stilte, letterlijk, besefte ik nu.
Ik liet me terug op het bed zakken en nam de ruimte in me op. Een redelijk simpel ingericht vertrek, hetzij met enige uitstraling en luxe dat m’n gevangenis voorstelde. Want ondanks dat er nog vele gaten waren in m’n geheugen en het vooral flarden waren die ik me herinnerde, wist ik één ding voor honderd procent zeker. Ik was een gevangene en zat vast op een piratenschip.
Verbeten stapte ik op de gordijnen af en opende deze met een simpele ruk. Niks dan water, tot zover het oog reikte. Hoogstwaarschijnlijk hadden we de hele nacht doorgevaren en was het dus goed mogelijk dat de zee zelfs tot voorbij de horizon reikte. Opnieuw verliet een zucht mijn lippen, eentje die afkomstig was uit de radeloosheid die al mijn emoties omver walste en m’n binnenste in zijn greep nam. Wat moest ik nu doen? Wat kon ik überhaupt doen?
Opnieuw blies ik uit, langzaam en doordacht dit keer. Het was eigenlijk heel simpel; Ik kon niks doen. Dus al wat er overbleef was gewoon doen wat er gezegd werd en voor de rest zwijgen, niet moeilijk doen en het spel meespelen. Hen in de waan latend dat zij alle controle hadden, tot er een kans zou voordoen op ontsnappen.
‘Goed, Gen,’ zei ik dan ook, waarop ik me omdraaide en opnieuw m’n blik de ruimte door liet gaan. ‘Houdt je hoofd erbij, en het komt allemaal goed.’ Het was waarschijnlijk een leugen, maar de woorden voelden vertrouwd en lieten de radeloosheid die zich in het diepste van m’n vezels had geworteld, nu volledig verdwijnen. Iets waar ik nood aan had, wilde ik niet in een ergere positie eindigen dan waarin ik me momenteel bevond. Ik had namelijk vele male slechter kunnen zitten, want doordat ik het vertrek nu voor een tweede keer in me opnam, besefte ik dat dit de kapiteinshut was en geen bemanningsruimte of kerker, of wat ze ook hadden op een piratenschip om mensen vast te houden. Als ze al überhaupt gevangenen namen…
Bij die laatste gedachte slikte ik een keer, om vervolgens mijn hoofd te schudden. Nee, zo mocht ik niet denken. Ik liep dus op het bureau af en bestudeerde het gerief dat erop uitgestald lag. Mijn blik viel direct op een goudkleurig kompas, terwijl de toppen van mijn vingers voorzichtig over de diverse kaarten gleden alsof deze van duur brokaat waren. Een verrekijker trok vervolgens mijn aandacht, die ik dus ook oppakte, voor m’n oog plaatste en onschuldig de kamer rondkeek. Doordat alles echter zo dichtbij stond, en het glas alles vergrootte, was het beeld vooral wazig. Ik legde de verrekijker daarom maar terug en liet mijn nieuwsgierigheid verder over het bureau gaan tot deze stopte bij een zilverkleurige passer. Niet dat ik er veel verstand van had, alleen dat deze een hulpmiddel was bij het navigeren. Geen idee hoe dat in zijn werk ging, dus ik pakte het stukje metaal op, waarbij ik wat ‘speelde’ met de twee gelijke benen en er zo rondjes mee ‘tekende’ in de lucht.
Op dat moment, echter, werd de deur open gedaan en uit schrikreactie liet ik de passer onhandig uit m’n handen vallen, wat een dof kletterend geluid maakte op het hout waaruit de vloer bestond.
‘Merde,’ fluisterde ik, de gedachte negerend dat dit al geen goed begin was van het ‘plan’ dat ik me had voorgenomen.
[ bericht aangepast op 15 aug 2015 - 11:32 ]
“If you can smile when things go wrong, you have someone in mind to blame.”