Voor hem ligt de meest uitgebreide, belachelijk luxueuze kamer die hij ooit heeft gezien. Het is ouderwets en hedendaags tegelijkertijd (iets waarvan Louis nooit in staat kunnen zou zijn om het te begrijpen tot nu toe, maar op de één of andere manier klopt het toch) en het is strak, elegant en fucking chique. Het zet zijn eigen flat te schande en dat is iets wat Louis moeilijk kan slikken, om eerlijk te zijn.
Grote, prachtige schilderijen van houtskool-grijze afbeeldingen bespat met viooltjes en smaragden bestrooien de kamer, sommigen op de muren en enkelen die op de grond rusten, op elkaar gestapeld en klaar om opgehangen te worden. Boekenkasten gevuld met talloze boeken langs de muren, hun strakke, leren ruggen glinsterend onder de omringende tinten van kristallen verlichting en de muur is doorspekt door wat lijkt op eerste editie stripboeken, beschermd door dik glas terwijl ze zachtjes met hun versleten pagina’s hangen. Er zijn glanzende geluidssystemen en grote heldere glazen ramen en ebbenhouten kleedjes en kristallen karaffen en muziekstandaards en- is dat een fucking piano? Serieus? Zijn deze soms een vereiste voor de rijken?
En te midden van de weelde van de omgeving rust een reusachtige, smalle, rechthoekige houten tafel gevuld met volledig bestek en manden vol fruit, kazen, wijnflessen en eieren. En in het midden, wijn in elk glas gietend, is de jongen van gisteravond met zijn dikke wenkbrauwen en kalme aspecten. In de hoek, net daarachter, is kots-jongen zelf, achterover in een suède stoel die gemaakt lijkt te zijn voor een god, loom een sigaret rokend.