We liggen naast elkaar, in het gras. Onze hoofden naast elkaar, en jouw ogen boren zich diep in de mijne. Ik ben blij, op dit moment, het was zo lang geleden dat ik je heb gezien. En nu ben je er weer. Ik weet niet voor hoe lang, voor eeuwig, of maar even. Maar ik zou van elk moment met jou genieten, altijd. Want elke tijd, die ik met jou heb is te weinig.
"Ik ben blij dat je er bent," Deel ik hem mee, terwijl ik hem glimlachend aankijk. Hij is er niet vaak als ik hier ben, sterker nog, dit was de vierde keer van de honderd.. Hij kijkt mij niet meer aan, hij kijkt naar boven, naar de wolken. Als hij hier is, zegt hij nooit iets, het kan ook niet, maar die gedachte drijf ik altijd mijn hoofd uit. Ineens besef ik me, dat als hij naar de wolken kijkt, hij altijd weggaat.
"Nee, alsjeblieft! Blijf!" riep ik tegen hem, terwijl ik ben gaan zitten. Hij lacht geluidloos, zijn blauwe ogen nog steeds op de lucht gericht. Ik ga voor hem zitten, smeek hem, huilend, geluidloos.
Ik weet dat ik mezelf nooit vergeef als ik hem niet nog even aanraak. Mijn hand reikt uit naar zijn gezicht, langzaam maar zeker. Ik kijk naar de grond, terwijl mijn hand zijn wang raakt. Maar net als mijn huid, en zijn huid contact zouden maken, is hij weggegaan, verdwenen, zoals altijd. En dan val ik voorover, naar de plek waar hij gelegen heeft, en begint alles weer te tollen.
Dan is het moment waarop ik wakker word, hijgend in mijn bed, zoekend naar water. Het is altijd dezelfde droom, en nog altijd raak ik er van slag van. Soms is hij er, maar vaak niet. Het raakt me meer als hij er is, want het is bijna vier jaar geleden dat dat in het echt was gebeurd. Maar daar was hij opgestaan, en weggegaan, en hier verdwijnt hij anders. Het raakt me altijd nog. Want Roan, Bijna vier jaar heb ik je niet gezien, niets van je gehoord, jij, mijn beste vriend, de jongen van wie ik hou. Daarom verbaasde het mij ook zo erg...
Toen ik je zag.