Hij-zij vorm:
The man behind the church
Het is feest in de kerk, dat merk je meteen. Er is veel geroep, gejuich en geklap te horen als dicht in de buurt van het kleine dorpskerkje komt. Er is overduidelijk een bruiloft aan de gang. Twee Dreuzelkinderen van ongeveer zes en zeven jaar oud, die eerst aan het spelen waren maar toen de feestgeluiden hoorden, renden naar het kerkje toe.
‘Rick, wat is daar aan de hand?’ vroeg Oscar met grote ogen.
‘Ik weet het niet, zullen we door het raam kijken?’ stelde Rick voor, die duidelijk de oudste was en dan ook de leiding nam over dit nieuwe avontuur.
Ze slopen om de kerk heen en gluurden door het glas van de lage ramen. Het leek wel alsof de kerk in twee helften was verdeeld. Aan de ene kant zat een keurige familie, die de aandacht beslist niet naar hen toe trokken; ze glimlachten, snikten in zakdoeken en klapten beleefd en bovenal bescheiden.
Aan de andere kant zat ook een hele familie, die zich veel uitbundiger gedroeg. Ze lieten hun tranen de vrije loop en veegden die, weliswaar elegant maar toch, met de achterkant van hun hand af. Ze lachten, klapten en juichten voor het echtpaar dat elkaar kuste, en nu langzaam naar de deur loopt. Twee jonge bruidsmeisjes houden de sleep van de knappe, roodharige bruid vast.
‘Er is een bruiloft,’ fluisterde Oscar, die met grote ogen naar binnen keek.
‘Ja, net zoals bij tante Margrit,’ antwoordde Rick.
Ze slopen weer om de kerk heen om te kunnen zien hoe het bruidspaar eruit kwam. De twee klein jongens staarden met alleen hun hoofd om de hoek naar de prachtige witte bruidsjurk en de slordige haren van de bruidegom. De man die de getuige moest zijn liep vlak achter hen en toen hij de jongens zag, die meteen knalrood werden, knipoogde hij, streek zijn halflange zwarte haar uit zijn gezicht en stootte de bruidegom aan. Die trakteerde hen ook op een gulle lach.
De jongetjes lachten verlegen terug, vaststellend ze vandaag het allerbeste avontuur ooit hadden beleefd. Wat een gezellig feest, en wat een pracht en praal! Maar toen de stoet voorbij trok, en daarmee ook het geluid verdween, hoorden ze gesnik.
‘Huilt de kerk?’ vroeg Oscar fronsend.
‘Nee joh, een kerk kan niet huilen,’ wees Rick hem terecht. ‘Kom we gaan kijken!’
Bang wrong Oscar zijn zijn hand in die van Rick en samen liepen ze naar de achterkant van de kerk, en gluurden opnieuw om het hoekje.
Rick had gelijk. Kerken kunnen niet huilen. Op een stenen bankje achter de kerk, zat een huilende man. Hij had vet zwart haar, een bleke huid en zat voorover gebogen met zijn gezicht in zijn handen. Tranen drupten tussen zijn vingers door, en vielen op de foto aan zijn voeten. Oscar kneep zijn ogen op spleetjes, hij herkende de vrouw op de foto. Toen wist hij het. Het was een foto van de bruid.
Ik-vorm
Nothing to lose
Mijn voetstappen klinken hol. Ik kijk het bekrompen, muffige, stinkende kamertje rond. De laatste keer dat ik hier was kan ik me nog goed herinneren. Te goed... Mijn vingers glijden over mijn slaap en ik voel het litteken wat me is aangebracht toen ik door Potters spreuk omver werd geblazen. De kou nestelt zich in mijn kleding en veroorzaakt kippenvel op mijn blanke huid. De oorlogsroes glijdt van me af en ik begin weer emoties te voelen. Ik kan het niet tegenhouden, hoe graag ik het ook wil. Ik ga vanzelf terug in de tijd, naar de tijd dat hier nog een zekere weerwolf zat. Een weerwolf die ik gedwongen onder ogen moest komen, als een soort afgedankt, versleten speeltje…
Ik schoof met mijn knieeën door de aarde en hoorde gegrom aan het einde van de donkere, vochtige tunnel. Boven me hoorde ik de Beukwilg op een akelige manier kraken. Ik stopte, keek angstig achterom. Zwarts merkte het en ik hoorde hem vol leedvermaak lachen.
‘Durf je niet, Secretus?’ hoonde hij.
Ik verbeet de pijn aan mijn geschaafde handen die ik langs de rotsige wanden bewoog om de weg niet kwijt te raken en kroop dapper verder. Het gegrom kwam steeds dichterbij en de angst gierde door mijn lichaam.
Het gelach van Zwarts spookte door mijn hoofd. ‘Ben je bang, vuile Zwadderaar? Lily Evers houdt niet van lafaards,’ weerkaatste zijn stem door de holle gang, en door mijn hart. Het blies me van binnenuit op, vernietigde me en stortte me in een eindeloze pijn. En het was niet meer dan een fluistering die het deed. De zin liet me niet meer los, nooit meer. Iedere dag, elke seconde bleef het aan mijn hart knagen en maakte me langzaam aan kapot. Beetje bij beetje, elke dag een beetje meer.
Ik grimas verbitterd, en spits mijn oren. Ik proef gevaar, ruik het in de lucht. Het klopt. Ik hoor gedempte voetstappen achter me en draai me langzaam om. Ik heb het idee dat mijn Meester zich bij me heeft gevoegd. Mijn vermoedens zijn juist. Ik zie de Heer van het Duister achter me staan, zijn toverstaf in zijn bleke vingers geklemd en Nagini in haar zilveren gevangenis zweeft naast zijn rechterschouder.
Ik weet dat hij hier komt om me mijn toverstok af te pakken, om me te vermoorden. En dat hij denkt dat ik tegen zal stribbelen voordat ik mijn laatste ademtocht uitblaas. Ik weet dit alles, maar ik ben niet bang, ik heb toch niks meer te verliezen. En bovendien, Lily Evers houdt niet van lafaards.