Een van de vragen die de Belgische kunstenaar Marcel Broodthaers in zijn werk aan de orde stelde was waarom kunst eigenlijk eeuwigheidswaarde zou moeten hebben. Dat werd en wordt immers maar al te vaak gedacht, terwijl de kunst er bepaald niet mee is gediend: het hemelse rijk van de kunst bevindt zich namelijk niet alleen in den hoge, maar vooral ook buiten de maatschappij. De drijfveer achter die zogenaamde promotie heeft dan ook veel weg van een ideologisch gemotiveerde behoefte om de kunst onschadelijk te maken, zodat geen mens zich er nog wat van hoeft aan te trekken.
Meer praktisch gesproken kwam daar voor Broodthaers nog de vraag bij of de rol van musea als hoeders van de kunst wel zo vanzelfsprekend was: was het museum zelf niet een instrument van de heersende politieke en sociale orde? Zo kwam hij op een goed moment dan voor een van zijn tentoonstellingen tot de vervaardiging van, jawel, een geurige pan mosselen. In één klap hadden zowel de dromers over kunst als de musea het nakijken, en verwierf Broodthaers internationale faam.
Een mossel is een moule in het Frans, maar moule betekent ook gietvorm, sjabloon of mal. Broodthaers koos dus ook om een literaire reden voor de ‘moule’. Aan de ene kant had hij daarmee de vergankelijke mossel als symbool van levende, vergankelijke kunst; aan de andere kant het huis waarin de mossel woont: de schelp, de mal van de mossel, symbool weer voor het museum dat de kunst aan die vergankelijkheid probeert te onttrekken.
Broodthaers stelde met een provocerende ironie het begrip kunst ter discussie en voorzag het van een scherpzinnig commentaar. Broodthaers geloofde namelijk niet in de unieke kunstenaar of het unieke kunstwerk. Zijn ëTapis de Sableí (1974) bijvoorbeeld bestaat uit een rechthoekig tapijt van roze zand waarin met bruin zand letters zijn gemaakt en waarop in het midden een palm is geplaatst. Het is een fenomeen, een idee: na afloop van iedere tentoonstelling moet het worden opgeveegd, om daarna, door derden, opnieuw te worden gemaakt. Een ander voorbeeld is het titelloze werk van de Schot Douglas Gordon. Het betreft een tekst die steeds, uiterst secuur, opnieuw op de wand moet worden aangebracht.