• Om dit af te schrijven?

    (Het schuingedrukte stuk is een dagboekfragment, het stuk daarop een gebeurtenis die daarop aansluit en daarna wilde ik eigenlijk nog het verhaal beschrijven vanuit één van die onmensen/zombies/whatever.)

    Zaterdag 31 december 1994

    Het wordt steeds vermoeiender, je angsten van je afschrijven in een dagboek. Het werkt wel, maar zodra ik het teruglees voel ik de rillingen al weer over mijn rug lopen, zie ik de massa onmensen zich een wegbanen naar mijn zolder en me van mijn laatste hartslag beroven terwijl ze massaal mijn ledenmaten verscheuren en verwoesten. Bah, wat ooit begon met een sekte die zich interesseerde in het creëren van DNA veranderende drugs, uitte zich in een onmenselijke aanval van wezens die anderen tot op het bot zullen opvreten en verwoesten. Wezens die ooit zoals ik waren, menselijke gedaantes, geen bebloede monsters met dezelfde gedachtes als een “zombie”.
    Elke dag dezelfde gedachte: ‘hoe lang nog?’ Hoe lang nog totdat ze me pakken, mijn ledenmaten verscheuren, mijn hoop afbrokkelen en ieder beetje waardigheid met zich mee. Hoelang nog totdat ik niets anders kan dan toekijken hoe mijn DNA zich vermengt met dat van hen. Hoelang nog totdat ik mijn verstand verlies en ik zal leven op een ziekelijk instinct wat zich uit in het vernietigen van een ander. De gedachte maakt me misselijk, de gedachtes van zelfmoord komen steeds dichter bij. Een uitweg, een straaltje hoop en tegelijkertijd een zielig hoopje angst. Zelfmoord…
    Zou de dood beter zijn? Uiteindelijk gaan we natuurlijk allemaal dood, maar de dood van deze onmensen waar ik mogelijk deel van word stelt zich ver uit. Hun vernietigende en zelfverdedigende instinct weet ze een lang leven te bezorgen. Maar wil ik wel in die staat leven?

    Één ding is zeker, de tijd dat ik nog controle heb over mijn geest en lichaam… Is kort.


    Hijgend liet ik me tegen de ingang van de flat vallen. De deur opende zich automatisch bij het voelen van mijn vermoeide lichaam tegen het glas. Ik rende de trap op, treden na treden. Verdieping na verdieping. Mijn appartement voorbij, uit angst dat daar iemand me op zou wachten. Het rennen gaf me een veilig gevoel, alsof de tijd heel even stil stond en de enige die nog kon bewegen, ik zou zijn. Maar de werkelijkheid was anders, nog nooit was ik zo snel op het platdak van het gebouw. Ik had al mijn energie in het rennen gestoken en zelfs de kracht in mijn benen die mijn lichaam overeind hield stierf weg. Ik wankelde naar de rand van het platdak en hield me vast aan de reling. Langzaam zakte ik naar de grond, mijn handen gleden weg en ik voelde de koude grond langzaam tegen mijn benen drukken. Mijn zichtveld vervaagde. Een onprettig gevoel nam mijn gehele lichaam over, het was een soort voorteken. Mijn ogen vielen langzaam dicht en ik verloor de controle over mijn lichaam.
    Een luid, rammelende geluid op de trap liet me mijn ogen openen en doorbrak mijn korte buitenbewustzijn. Mijn hart versnelde van angst zodra er een luide grom klonk. Het rammelende geluid versterkte en kwam dichterbij. Ik stond onmiddellijk op en zocht opnieuw houvast aan de reling. Mijn lichaam schokte. “Één ding is zeker, de tijd dat ik nog controle heb over mijn geest en lichaam… Is kort.” De tekst die ik kort voor de jaarwisseling had geschreven kwam weer in me op. Het was één januari negentienhonderd-vijfennegentig. Een ijskoude winternacht en vermoedelijk de sterfdatum van mijn bewustzijn. Ik keek naar mijn vingers die zich vastklemde om de ijskoude reling, wiens lage temperatuur me nog niet opgevallen was. Mijn aandacht werd ruw teruggetrokken toen ik iemand de trap op zag strompelen. Het was een jonge vrouw. Haar blonde haren waren grotendeels uit haar hoofd getrokken, haar kleding was verscheurt en uit haar been was een soort hap waardoor je haar spierweefsel kon zien zitten. Op haar bebloede gezicht zaten nagelafdrukken en haar armen zaten onder de lange krassen en tandafdrukken. Ik vreesde voor mijn lichaam, dat het zou eindigen als het hare. Ze tilde langzaam haar linkerarm op en vormde met haar hand een kommetje. Ik keek naar de inhoud van het kommetje, voornamelijk bloed, speeksel en vuil. Ze kreunde zachtjes terwijl een grijze traan haar ooghoeken verliet en een donker spoor achterliet op haar wang en zo haar wonden verder besmette. Het leek alsof er een zwaar gewicht in het kommetje wat ze van haar hand had gemaakt was gevallen. Ze viel voorover alsof ze aan haar hand naar de grond werd toegetrokken. Opnieuw verlieten enkele pijnlijke kreunen haar keel, maar het werd overstemd door een nieuw, luid gerommel van de trap. Deze keer was het sterker, sneller en luider. Een kleine menigte onmensen kwam op me afgestrompeld.


    Let it come and let it be

    Ja, het is erg mooi geschreven. Ik zou doorgaan als ik jou was (:


    26 - 02 - '16