Hallo mensen,
Ik vroeg me af of jullie me konden helpen met een opgave van wiskunde, daar heb ik morgen namelijk een proefwerk over.
Het gaat over vergroten en verkleinen en etc.
De vazen 11 en 111 zijn een vergroting van vaas 1.
a) Bereken de vergrotingsfactoren in één decimaal nauwkeurig
b) De hoogte van vaas 1 is in werkelijkheid 18,6 cm. Bereken de werkelijke hoogte van vaas 11 en ook van vaas 111.
Goed, ik heb a gedaan, de vergrotingsfactor was 2,7/1,8 = 1,5
maar ik weet dus niet wat ik bij b precies moet doen. Althans bij vaas 111 niet. De tweede vaas had ik 27,9 en dat klopte. Mijn vraag was dus hoe je 111 moet uitrekenen.
De hoogte van vaas 11 = 2,7 en van vaas 111 = 3,5.
"I solemnly swear that i am up to no good."