Test jouw Nederlands - Uitkomsten

1. Hij speelt beter gitaar dan Jimmy Hendrix.
Je gebruikt als wanneer er twee of meerdere zaken gelijk zijn aan elkaar. Dan gebruik je wanneer twee zakken van elkaar verschillen, als iets in de overtreffende trap staat. De jongen zijn gitaarkunsten zijn niet gelijk aan die van Jimmy Hendrix, maar beter. De zaken verschillen dus. Daarom is in deze zin dan correct.

2.Zij is even groot als ik.
Zij is even groot als ik is correct omdat je dit kunt aanvullen met zij is even groot als ik ben. Zij is even groot als mij ben klopt niet en daarom is het incorrect.

3. Ik laat die beslissing aan hen over.
Hen gebruik je als het om personen gaat. Hun gebruik je als om bezit gaat. Daarom is ik laat de beslissing aan hen over correct. Het gaat namelijk om personen. Daartegenover staat dat het hun beslissing is.

4. Zij zijn heel de nacht opgebleven onder de sterrenhemel.
Net zoals bij vraag 3 gaat zij om personen en hun om bezit. Zij zijn heel de nacht opgebleven onder de sterrenhemel is correct, omdat het over personen gaat en niet over bezit.

5. Het boek dat ik haar gisteren gaf is geschreven door John Green.
Dat verwijst naar iets bepaalds en wat naar iets onbepaalds. Het klinkt als een moeilijke regel, maar eigenlijk is het heel simpel. Het boek is bijvoorbeeld bepaald, maar alles in onbepaald. Als je twijfelt of je wat of dat moet gebruiken, dan heb ik een tip voor je. Gebruik altijd dat, tenzij het niet klinkt. Pas als dat niet mooi in de zin klinkt, gebruik je wat.

6. De kinderen spelen allen met plezier buiten.
De regel achter het gebruik van alle en allen is eigenlijk heel simpel. Je moet je afvragen of het over personen of over zaken gaat. Gaat het over personen? Dan gebruik je allen. Gaat het over zaken, dan gebruik je alle. Als het over personen gaat komt er dus een -n achter. Dezelfde regel geldt voor beide en beiden. Beide voor zaken, beiden voor personen.

7. Het meisje van de buren dat met stoepkrijt aan het spelen was.
Dit wordt vaak fout gedaan, terwijl de regel juist heel logisch is. het betrekkelijk voornaamwoord van meisje is dat. Je spreekt over dat meisje en niet die meisje. Aangezien je met het betrekkelijk voornaamwoord verderop in de zin verwijst naar het meisje, moet het dat zijn. Je gebruikt gewoon simpelweg het betrekkelijk voornaamwoord dat bij het woord zelf hoort. Dit geldt voor alle woorden,

8. Word jij ook zo moe van deze quiz?
Als jij/je achter de persoonsvorm staat dan vervalt de -t. Zo krijgt de persoonsvorm bij jij/je dezelfde vorm als de ik-vorm. Als je twijfelt of het werkwoord eindigt op een -d of -t, vervang dan het werkwoord dat in de zin staat met smurfen. Zo hoor je bijvoorbeeld dat "Smurf jij ook zo moe van deze quiz?" beter klinkt dan "Smurft jij ook zo moe van deze quiz?".

9. Hij is de enige jongen met een Flappy Bird highscore boven de tweehonderd.
Ik heb deze zin erin gestopt omdat ik heel vaak merk dat mensen "enigste" gebruiken in plaats van "enige". Als jij dit fout hebt gedaan, zal ik je het verschil even uitleggen. Enigste is niet meer dan de overtreffende trap van enig. Ik zal twee voorbeeldzinnen geven.
"Dit was een enige avond, Robert-Jan," zei Marieclaire.
"De enigste avond die ik ooit heb gehad," antwoordde Robert-Jan.
Snap je?

10. Vandaag ben ik eindelijk eens niet mijn boeken vergeten mee te nemen naar school.
Me gebruik je als je verwijst naar jezelf. Mijn gebruik je als je verwijst naar bezit.
Ik was me.
Het zijn mijn boeken.
Jij verslaapt je.
Het is jouw wekker.
Dit geldt voor de eerste, tweede en derde persoon.
De regel is dus eigenlijk heel simpel, maar wordt toch vaak fout gedaan.