Dreaming [proza]
Dreaming [proza]
Ik kijk eens op van mijn veel te lichte scherm, merk op dat de wereld weer eens in duisternis gehuld is. De weinige zon die er was heeft ons al verlaten. Achtergelaten. Als de rest van mijn alles dat ik ben.
Nee, maak je geen zorgen, op dit moment is het enkel nog maar de zon. De rest had me al verlaten. Zelfvertrouwen was nooit een deel van mij, behalve dat moment als ik op een podium sta en een ander mens ben. En het applaus als teken dat mijn zelfvertrouwen weg mag gaan, een soort troost die zegt, ‘werk maar weer tot je een moment als dit weer verdient,’ en je dan koud en beroven achterlaat.
De enige muziek dat momenteel speelt is de kalmerende stem van John Mayer, die mijn kamer vult met zijn gedachten over liefde, die verassend veel op de mijne lijken. Grootste verschil tussen ons is dan wel dat hij talent heeft, ik ben gewoon een mens waarvan ze denken dat ik muziek ken, terwijl je heus niet slim moet zijn om ritmes op te tellen of noten te lezen. Het zijn verdomme cirkeltjes op 5 lange balkjes. Streepkes met bollekes op, als je het zo beter verstaat. En toch ligt daar al mijn emotie en angsten in verscholen, in die balken en cirkeltjes met verschillende diktes.
Ik schud mijn hoofd, twee welgedefinieerde blonde krullen schudden mee heen en weer. De rest zit allemaal vast, omdat ze te lelijk, niet rond genoeg waren naar mijn zin, nu, op dit donkere uur van deze donkere nacht. Ik kijk nog eens opzij, zie hoe het licht gevangen is en de schijn van het goudblonde haar dat ik draag. Nee, het is niet mijn originele kleur. Maar wat maakt het uit, de rest is toch ook al zo fake als wat. Iets ‘onechts’ meer of minder maakt niet uit, mensen blijken het op een of andere manier toch mooi te vinden.
Ik zucht. Schoonheid. Nog zoiets dat nooit een deel was van mij. Soms begrijp ik jullie mensen echt niet. Jullie zeggen dat ik een dik, lelijk varken ben. Dat ik een lelijke puistenkop heb. Deze mensen, de aanhangers van de waarheid, zij hebben gelijk. Ik lùister zelfs niet meer naar de valse complimenten die jullie mij geven in de hoop mij iets te geven wat ik toch nooit had, zelfvertrouwen. Nee, ik ben niet mager. Kijk naar het lief van mijn beste vriend, degene waar hij mij voor heeft afgewezen, zíj is mager. Het lief van mijn andere beste vriend, het meisje waarvan ik vermoed dat zij hem verbied nog met mij af te spreken, zíj is mooi.
Ik zou moeten stoppen met gezaag hierover, ik krijg er enkel nog meer gezeur aan mijn kop door. Gek word ik ervan. Dit, dat, geloof meer in jezelf, sta achter je eigen werk, wel, jongens, het spijt me, maar nu niet. Wanneer wel? Ik weet niet. Misschien binnen 1 maand. Of een jaar. Of als ik veertiger ben, oud en vast in de dagelijkse sleur van 2 bruinharige kindjes alleen op te voeden, naar school voeren in de hoop dat ze ooit dokter of advocaat worden, naar mijn werk gaan, waarschijnlijk een groot saai kantoor, net zoals mijn vader altijd voorspeld had, maar ondanks zoals hij wou zou ik nooit eens promotie maken, maar blijf ik altijd de stomste documenten afhandelen en mij schamen voor de sexuele ‘intimidatie’ van mijn baas, een oude, gore klootzak wiens vrouw meer liefde aan een hond dat meer op een rat lijkt geeft.
Lunchen met mijn collega, een oude verlepte vrouw die nog steeds dromerig op haar ware Jacob wacht, terwijl ik keer op keer met mijn ogen draai, wetend dat die gevoelens enkel zijn voor als we jong en puberaal zijn, en belangrijkst, er nog goed uitzien. Dan nog wat documenten afhandelen, een bakje koffie halen, de enige hoop van de saaie dag, en dan naar school terugrijden, om te horen dat mijn oudste dochter in elkaar werd geslaan door een groepje meisjes, de populairste meisjes van het jaar, die tot tegenstelling van mijn dochter, vriendjes met hopen hebben. En mijn jongste dochter, zo’n schattig geval dat constant met haar hoofd in de wolken loopt heeft een 9 voor haar opstel. Wel jammer dat het op 20 is. Ik verberg mijn teleurstelling voor beiden hun lot, dat helaas te veel op het mijne lijkt, en rijd ze naar huis. Ik laat ze beiden naar hun kamer gaan, hun huiswerk doen en daarna wat buiten ravotten of met de vriendinnetjes chatten op haar eerste msn-account. Eenzaam stap ik dan naar de keuken, eentje waar een verleden hangt van gebroken borden, omdat ik dezelfde betreurigswaardige fout van mama heb gemaakt en een klootzak van een man als vader voor mijn twee oogappels heb uitgekozen.
Dan maak ik iets simpel maar vol vitamientjes, zodat mijn kinderen geen vette varkens worden zoals ik was. Op momenten als deze zal ik dan hunkeren naar mijn jeugdliefde, waarvan ik later op het showbizznieuws zie dat zijn nieuwste film al een klein miljoen heeft opgebracht, en dat zijn vrouw, een mooie, getalenteerde hollywoodvrouw met lange zwarte haren en groene ogen en een mooi, slank badpakkenfiguur hem verlaten heeft voor een Zuid-Amerikaanse voetballer, en hem achterlaat met éen dochter en twee zonen. Ik twijfel, maar grijp toch mijn telefoon, zoek zijn naam tussen de contacten, en besef plots dat ik hem al voor meer dan 15 jaar niet heb gepraat. 15 jaar geleden dat ik probeerde Amerika te veroveren en helaas terug in mijn kleine thuisdorp belandde, ik het huis van mijn reeds overleden grootouders.
Ik twijfel, maar druk toch op de groene knop. Het zou echt een wonder zijn mocht hij nog zijn oude nummer hebben, maar toch…
‘Hallo?’ een vermoeide stem neemt op aan de andere kant van de lijn, aan de andere kant van de wereld.
Mijn stem beeft een klein beetje als ik mijzelf weer voorstel en standaard begroeting van hoe het mij gaat afraffel. Ik hoor zijn ademhaling, en de drukke stadsgeluiden van New York City op de achtergrond. Iemand op de achtergrond spreekt hem aan met ‘Mister Calluy!’, ik neem aan dat het zijn PA is. Of de zoveelste fan. Hij wimpelt haar kort maar vriendelijk af, zegt dat het belangrijk is en verwarmt mijn hart weer een beetje zoals hij vroeger zo goed kon doen. Hij focust me weer op mij, en nu hoor ik een bezorgde ondertoon in zijn stem. Gaat het wel met je, vraagt hij. Ik knik nee maar zeg ‘bwajah, alles gaat zijn gangetje wel. Typische huissleur, jij hebt die waarschijnlijk niet, hoe gaat het met jouw leven? Ik heb gehoord dat je film al zoveel heeft opgebracht,’ zeg ik. Ik hoor hoe hij aan de andere kant van de oceaan vol trots gevuld word, en het geeft me een goed gevoel. Voor eventjes dan nog.
‘En? Nog steeds geen kindjes?’ vraagt hij dan, plagend verwijzend naar de koppige tiener-ik die nooit van mijn leven mama wou worden. Ik zeg van wel, twee meisjes. Filijne en Florence. Allebei kindjes met bruine krullen en groenblauwe ogen. Ik hoor hem zacht lachen als hij zijn favoriete meisjesnaam herkent, en ik lach mee. Dan vraagt hij naar de liefde. Weeral een ‘bwajah, normaal. Beetje alleen. Met jouw? Nog steeds een eeuwige charmeur?’ vraag ik, plagend verwijzend naar zijn tiener-ik, de eeuwige charmeur, en helper van iedereen.
Ik mis hem.
Het is even stil aan de telefoonlijn. Ik mis je ook, hoor ik dan plots. Had ik dat dan luidop gezegd? Ook goed. Ik vraag me af waarom ook weer we elkaar verlaten hadden. Waarschijnlijk een of andere banale ruzie over mijn extreme jaloezie, en dat ik iets schreeuwde als dat hij dan maar lekker meisjes kon zien zonder mijn vriend te zijn. Het boeit me zelfs niet.
Tranen vallen van mijn gezicht, ik besef pas dat ze er zijn als Filijne ze van mijn gezicht veegt. Ben je met papa aan het bellen, vraagt ze. Ik schud van nee, en hoor mijn lang verloren liefde aan de andere kant zachtjes lachen. Ze vraagt nieuwsgierig wie het is, en ik zeg een oude vriend van mij is die ver ver ver weg woont. Ze kijkt me met grote ogen aan, en ik hoor hem weer.
‘Leuk meisje, ze doet me denken aan jou. Zelfde stem, zelfde verbaasdheid die ze plots kan hebben. Mag ze niet weten wie ik echt ben?’. Ik twijfel even, en geef mijn dochter de telefoon. ‘Amuseer je, maar wees vriendelijk, want hij betekent zeer veel voor mama,’ waarschuw ik haar, en met grote ogen en een knikje neemt ze de telefoon over. Wat later hoor ik ze samen lachen, hij is echt nooit verandert. Florence komt binnenlopen, haar knieën weer geschramd. Ik hoor in de verte Filijne zeggen dat het haar zusje is dat is binnengekomen. En dan hoor ik haar zeggen dat papa iemand anders leuk vond dan mama, en dat hij niet lief was tegen mij. Dat ze ons zo vaak hoorde ruziën en dingen hoorde gooien, nouja, dat ze papa dingen hoorde gooide en mama huilend hoorde wegduiken. Ik ga verder met patatjes schillen, en plots staat Filijne aan mijn schort te trekken. Mama, waarom gaan we niet bij Brandon op bezoek, vraagt ze. Ik zeg dat ze het hem moet vragen, en ze antwoord me dat hij het aan ons heeft voorgesteld.
Ik denk even na. Waarschijnlijk is hij nu eenzaam, maar, verleden is verleden, toch? Dat heeft hij altijd zelf gezegd, je moet vooruit. Niet blijven steken. Ik zeg dat we geen tijd hebben, en het onderwerp van mijn jeugdliefde is nogmaals afgesloten. De beelden verzwakken, brengen me terug naar de computer waar een veel te fel licht vanaf straalt, de zachte stem van John Mayer die 'Heartbreak Warfare' zingt, het meisje van 15 jaar met het beste vriendje dat je je kunt voorstellen, en een hele toekomst voor zich heeft.
Laten we hopen dat hij anders loopt dan dit.
Reageer (1)
Oh, holy shit! Wow, omg. Eehm, ik ben sprakeloos, I guess. o__O
1 decennium geledenDit leest zò vlot! Heel goed gedaan, ik ben echt onder de indruk.
Het is ook heel triest, en hoewel ik mezelf hier niet in herken, begrijp ik wel wat ze voelt, want mijn mama werd ook achtergelaten met 2 meisjes en zij was écht heel knap en slim en grappig, en dat is heel erg oneerlijk, dat het gebeurd is.
Anyway, ik ben een gigantische fan van John Mayer, hij is echt mijn lievelingsartiest forever.
Dit heb je heel goed gedaan, dat had ik niet verwacht. (: