Vanmorgen.
Vanmorgen.
De zon gluurde over de rand van het land.
Zachtjes streelde het licht over mijn hand.
Ik opende mijn ogen en zag het meteen.
Vandaag werd een mooie dag, en wat voor een.
Beneden was het druk, ze waren allemaal al op.
Mijn broertjes en zusjes om de tafel, met mijn moeder aan kop.
Mijn vader las de krant, langzaam en gestaag.
'Hoe heb je geslapen?' was mijn moeders eerste vraag.
Ik knikte en antwoorde, 'Ja, best wel goed.'
Mijn broertje veegde chocopasta van zijn snoet.
Ik greep een banaan en wilde naar buiten.
Daar waar de bomen stonden en de vogeltjes fluitten.
'Kom je thuis na school? Je hulp is hard nodig.
Jouw sterke handen maken de rest overbodig.
Je opa is oud, je oom nogal lui.
Gelukkig ben jij altijd in een behulpzame bui,'
zei mijn moeder, vlak voor ik verdween.
Daarna begon ik mijn weg naar school, huppelend en alleen.
Dit land is mooi, dacht ik al vaak.
En ook deze keer bood het uitzicht vermaak.
Het oude stel op hun terrasje zwaaide alweer.
Glimlachend besefte ik, dat doen ze elke keer.
Een hond blafte luid bij het hek van een ander.
En wat heeft die een gekke muts, vast een buitenlander.
Och, dit is mijn morgen, zo beleef ik hem altijd.
En ondanks dat het hetzelfde is, geeft het mij vrijheid.
Er zijn nog geen reacties.