Het hart van de steen

Mijn huid is hard als steen, kil als rots,
Mijn gestalte is neergeslagen, van vergane trots.
Mijn ogen zijn groot en zien soms te veel,
Mijn oren hoorden wat niemand horen wil.

Maar betekent dat dat ik niet warm kan zijn?
Betekent dat dat ik eeuwig gebogen ben door pijn?
Mag ik nooit meer zien, waar ieder ziel recht op heeft?
En mag ik dan niet horen, wat er naast ellende leeft?

Maar mijn mond vormt woorden, die van geluk spreken,
En mijn gezicht straalt, om de nacht te doorbreken.
Mijn hart is een krijger van het grootste soort,
En mijn ziel is een zon, die zonlicht toebehoort.

Reageer (2)


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen