Die nacht had ik verschrikkelijke nachtmerries. Op een gegeven moment werd ik badend in het zweet wakker en kon niet meer slapen. Ik besloot om wat rond te lopen door het kasteel om tot rust te komen. Ik liep over de gangen en was erg voorzichtig. Er was niemand wakker, zelfs de geesten niet. Ik besloot om even naar de keuken te gaan, aangezien ik in een keer zin had in eten. Ik liep naar de schilderij waarachter de keuken zat en kietelde de peer. Die veranderde in een deurknop. De huiselfen waren erg aardig en waren bereid om iets te eten voor me te maken. Ik bleef even kletsen en vergat mijn nachtmerrie. Ik besloot Knijster even gedag te zeggen. Ik vroeg aan een van de huiselfen of Knijster er was. Die ging hem gelijk halen. Knijster was blij me te zien. We praatten even en toen ging ik weer weg. Ik liep het hele kasteel door voordat ik weer naar bed ging. Onderweg kwam ik Foppe tegen. (Die was nog steeds in het kasteel, maar gelukkig kon Vilder niet meer klagen over hem, want hij was weg. Gelukkig maar, want een tovenaar als conciërge was veel beter dan een Snul.) Hij was erg aardig (hij groette me beleefd, of in ieder geval; dat dacht ik) en zong zachtjes een zelfgecomponeerd liedje waarvan ik de tekst niet kon verstaan. Toen ik in bed stapte viel ik gelijk in slaap.

Toen ik wakker werd was ik hartstikke moe van het lopen door het kasteel. Ik had wallen onder mijn ogen, maar nam de moeite niet om ze te verbergen. Aan het ontbijt zat ik dan ook uitgebreid te gapen. Ik zag Albus en James binnenkomen en zwaaide naar ze. Ze zwaaiden terug en gingen aan de tafel van Griffoendor zitten. Ik gaapte weer en zag Albus lachen. Ik glimlachte en ging verder met eten. Gedurende het ontbijt werd ik pas echt wakker. Ik kletste de oren van Anderling haar hoofd af, die het niet erg vond, want ze was zelf nog niet helemaal wakker. Toen ik dat zag, begon ik te lachen. Ik had me in geen tijden zo goed gevoeld, behalve misschien op de bruiloft. Ik at snel door en ging naar het klaslokaal om de les voor te bereiden. Ik was net klaar toen op de deur geklopt werd. Automatisch pakte ik mijn stok en zei: ‘Binnen.’ Albus kwam binnen en opgelucht liet ik mijn stok zakken. ‘Jij bent het maar. Wat is er?’zei ik. ‘Ik wou je bedanken dat je me die Schildspreuk hebt geleerd. Ze laten me nu wel met rust, want de spreuk schoot terug naar degene die hem had afgevuurd en hij werd zelf verlamd.’zei hij met een glimlach. ‘Dat is mooi om te horen, Albus.’zei ik. ‘Moet je nu niet naar je les toe?’ Hij knikte, bedankte me nogmaals en rende de klas uit. Tot de lunch zag ik hem niet meer. Ik liep door de gang om naar de Grote Zaal te gaan, toen ik een jongen zag die zijn stok op Albus gericht had. Hij zei een spreuk, en ik zag dat Albus verrast was. Ik riep ‘Protego Horribilis!’ en de jongen vloog achteruit. ‘B..bedankt.’zei Albus. ‘Ik zag hem niet aankomen.’ Ik glimlachte. ‘Graag gedaan Albus. Maak je geen zorgen, je kunt hem best aan. Je lijkt erg op je moeder, die was ook goed in spreuken. Dat zul je wel van haar hebben.’ We gingen samen naar de Grote Zaal om te lunchen.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen