You Belong With Me: Part 5
Tegen de tijd dat we terugkeerden naar de grote zaal voor het middagmaal had mijn uitval tegen Niels de hele school rond gegaan. Iedereen praatte erover, sommigen kwamen naar me toe om me te feliciteren en tijdens het eten zag ik Niels vanaf de tafel van Zwadderich steeds kwade blikken op me werpen. Na het eten hadden Melody en Harmony oude runnen en liep ik over het bordes naar buiten voor verzorging van fabeldieren. Onderweg naar buiten kwam plots iemand naast me lopen. ‘Hé, ik ben Zabini, Vincent Zabini. Maar zeg maar gewoon Zabini.’ Stelde hij zich voor. ‘Cailey’ glimlachte ik. ‘Jij weet ook hoe je een goede entree moet maken. Ik zag je daarstraks met Malfidus.’ Grijnsde hij. ‘Het was zijn eigen schuld’ zei ik schouderophalend. ‘Malfidus is mijn beste vriend, ik zit ook in zwadderich, maar soms kan hij wel eens overdrijven.’ Zei hij. ‘Je bent best aardig voor een zwadderaar, ik hoorde dat die altijd gemeen waren’ lachte ik. ‘Niet alle zwadderaars zijn vals zoals Malfidus, al moet ik bekennen dat de meesten toch zo doen. Maar lang niet allemaal’ grijnsde hij. We kwamen aan bij de rand van het bos waar een huisje- dat eerder op een half afgebroken hut leek, stond met een vrouw voor. ‘Dat is Professor Leeflang, ze is hartstikke leuk. Dat soort leerkracht waarvoor iedereen slaagt voor echt examen en nooit huiswerk opgeeft’ fluisterde Zabini in mijn oor. ‘Daarom nemen zoveel leerlingen dit vak’ lachte ik. Toen de hele groep er was begon de les. Het ging over boomtrollen, oersaai.
Niels Malfidus
Ze liep sierlijk voorbij terwijl haar haren achter haar aan vlogen. Haar hoge hakken maakte een zacht tiktak geluidje bij elke stap die ze verzette. Elk ander meisje zou haar nek breken op zulke hakken, maar zij niet. Nee, zij liep met zoveel gratie en sier voorbij, als een lichte danseressenpas. Zabini liep naast haar. Ik kon niet horen wat hij zei, maar het meisje lachte, het geluid klonk hemels, als belletjes in de wind. Haar bruine ogen kregen een vrolijke schittering toen ze buiten het zonlicht in stapte en even stokte mijn adem. Hoe kon iemand zo mooi zijn? Ik volgde ze van op een afstandje naar de les, elke beweging in me opnemend. Wat was er zo speciaal aan dit meisje? Ze leek in geen enkel opzicht op de andere meisjes die ik kende, haar stem klonk als muziek en haar glimlach deed mijn hart sneller staan. En hoewel ik het niet wou toegeven tegenover mezelf of anderen, had ze me volledig in haar ban. Vreemd genoeg had ik nog geen enkel deftig woord met haar gewisseld, ze had me zelfs nauwelijks aangekeken. En toch kon ik mijn ogen niet van haar af houden. Eigenlijk zou ik kwaad op haar moeten zijn, haar een lesje moeten leren omdat ze me ten schande had gemaakt, maar op de een of andere reden kon de woede maar deels bezit over me nemen.
Cailey
De sterren en de maan gingen schuilen achter een dikke walm van wolken waardoor de nacht slechts eenzaamheid en verdriet uitstraalde. Ik wandelde traag langs het meer, volledig in beslag genomen door de rimpelingen die steeds in het water verschenen. De kou zorgde ervoor dat kippenvel zich reeds minuten geleden over mijn lichaam verspreidde en koude rillingen gleden over mijn rug. Mijn eerste lesdag op zweinstijn was beter geweest dan verwacht. Ik had vriendschap gesloten met Harmony en Melody, die ondanks hun wisselvallige buien en onophoudelijke gepraat fantastisch waren om mee om te gaan. Ik had reeds vriendschap gesloten met enkele zwadderaars die, ondanks de vooroordelen, best vriendelijk waren en ik had Malfidus slecht één keer gezien na mijn uitval en dat was tijdens het eten. Ik had verwacht dat ik geen plekje zou kunnen vinden op deze nieuwe, normale school. Maar toch voelde ik me hier al snel op mijn plek. Ookal had ik nog steeds heimwee naar mijn oude school waar iedereen me begreep, iedereen mijn geheim wist en iedereen me beschouwde als een normaal persoon, toch voelde ik me op mijn gemak hier. Ik liet me weer neervallen op dezelfde plek waar ik gisteren had gezeten en staarde naar het water. Ik verlangde er gewoon naar om erin te springen, het koele water tegen mijn huid te voelen en weg te kunnen zwemmen van deze plek. Enkele zorgeloze momenten zouden me goed doen. Een zucht ontsnapte tussen mijn lippen en ik richtte mijn blik snel op de lucht, die er troosteloos uitzag. ‘Niet bepaald een mooi uitzicht vannacht, vind je niet?’ Een schok ging door mijn gehele lichaam en ik keek geschrokken op in het gezicht van niemand minder dan Niels Malfidus. ‘O, jij bent het’ zei ik droog en keek weer voor me uit. ‘Ik zit hier ook vaak als ik na wil denken’ zei hij. Ik negeerde hem en staarde weer naar het water. ‘Je hebt behoorlijk wat indruk gemaakt op iedereen, en je bent hier nog maar een dag.’ Ging hij ongestoord verder. ‘Hoe vind je het hier op zweinstijn? Bevallen de lessen je?’ vroeg hij. Geërgerd keek ik op. ‘Malfidus. Wat wil je nu eigenlijk? Als je iets wilt vragen doe dat dan rechtuit, en wind er geen doekjes om. Ga niet plots de aardige jongen uithangen terwijl ik maar al te goed weet dat jij het typje bent dat een hekel heeft aan iedereen die niet aan jou verwachtingen voldoet of als hondjes achter je aanloopt.’ Zei ik kort. ‘Ik probeer alleen maar vriendelijk te zijn’ mompelde hij beledigd. ‘Weet je? Op dit moment heb ik daar even geen behoefte aan. Ik zit hier alleen buiten, denk je niet dat daar een rede voor is? Misschien wel dat ik even alleen wil zijn?’ vroeg ik, alsof hij achterlijk was. ‘Best’ snauwde hij kwaad. Hij draaide zich kordaat om en liep met zware passen weg. Ik zuchtte, ik kende hem nog maar net en ik mocht hem nu al niet. Hij had iets vreemd over hem. Gewoonlijk kon ik mensen heel goed inschatten, kon ik met én enkele blik zeggen wat voor iemand die persoon was, maar bij hem? Niets, nada, noppes. Het was alsof hij geen gevoel uitstraalde, alsof zijn gevoelens diep verborgen waren en hij een schild had ontwikkeld voor alles en iedereen die ze probeerde te lezen. Dat beangstigde me, al wilde ik dat niet toegeven. Een zacht gedonder voorspelde naderende regen dus stond ik snel op. Nog voor ik het bordes opliep vielen miljoenen regendruppeltjes naar beneden. Één enkele druppel bleef op mijn neus rusten en toen ik eindelijk de poort binnenliep veegde ik hem snel weg. De gangen waren verlaten en mijn voetstappen weergalmden luid toen ik op mijn hakjes snel de trappen opliep.
Reageer (2)
Toch best zielig voor Niels
1 decennium geledenWaaaaaaaaaaaaah(yeah)
1 decennium geleden