Foto bij Opdracht II schrijfwedstrijd Merrow

We kregen de zeven hoofdzonden en deugden en ik had gekozen voor de hoofdzonden; ijdelheid.

Een grote gouden poort kwam me tegemoet en verbaasd wandelde ik erop af. Er stond een man voor de poort. Hij zag eruit als een bewaker, hij droeg geen wapens maar aan zijn houding zag ik dat hij me niet zomaar binnen ging laten. Ik voelde een rilling in mijn nek opkomen die niets te maken had met het briesje dat me al een hele tijd vergezelde. Mijn nekharen gingen overeind staan. Iets in me zei dat ik hier moest zijn, dat dit de juiste plaats voor mij was en dat ik dit verdiende. Dit en niets anders. Met opgeheven hoofd probeerde ik de man aan te spreken, maar voordat ik mijn mond ook maar open deed schudde hij zijn hoofd en wees naar een bord. In krullige letters stond daar ‘GEEN ZONDAARS!’ Ik keek verbaasd, ik een zondaar. Dat moest een vergissing zijn. Ik schudde driftig mijn hoofd.
Hij wees naar een spiegel, nieuwsgierig ging ik er op af. Ik sloeg mijn hand voor mijn mond want ik zag misschien mijzelf maar het was een veel jongere versie. Ik had toen nog mijn blonde krullen. Mijn ogen glansde van het geluk. Verbaasd keek ik naar de bewaker: ‘kijk maar verder naar de film van je leven.’ Ik bleef kijken en na een minuut of wat vervaagde het beeld van mezelf en zag ik nog andere mensen verschijnen. Een ruimte vormde zich in de spiegel, ik volgde alles met grote ogen en me afvragend wat er nu zou gebeuren. ‘Raak het oppervlak aan, het zal je brengen naar de plaats waar je toen wel wilde zijn maar nu niet meer.’ Aarzelend stak ik mijn vinger uit. Ik raakte het glas aan, maar in plaats van dat het op het oppervlak zou rusten zakte mijn vinger door het glas. Ik stapte in de spiegel.

Ik volgde mezelf in de woonkamer. Een vaste tred en met opgeheven hoofd ijsbeerde een jongere versie van mezelf door de rijkversierde woonkamer. Mijn ouders waren rijk genoeg om zich een groot landgoed te veroorloven. Als ik het me goed kon herinneren was het 1718. Ik herinnerde me weer wat er aan de hand was. Charles vroeg mijn vader om mijn hand. Ik wist ook nog perfect hoe ik me daarbij voelde. Mijn wangen werden rood van schaamte. Ik voelde me alsof hij niemand anders verdiende. Ik was de enige voor hem want ik was het meest perfecte meisje in de stad. Ik hoorde bij hem te zijn en ik zou ervoor zorgen dat hij bij mij hoorde. Ik herinnerde me hoe arrogant ik door de stad liep en de mensen rondom mij behandelde als een stuk vuil. De kamer vervaagde en ik zag hoe ik gekleed was in een prachtige witte jurk en voor een altaar stond. Charles stond langs me en mijn ogen fonkelde van trots. Weer bekroop me een gevoel van schaamte. Ik vond dat ik dit alles verdiend had, ik vond dat het mijn recht was om zoveel geld uit te geven. Mijn hele leven had ik luxe gekend en het was in me geroest. Ik was er rotsvast van overtuigd dat ik dit verdiende.

Het tafereel vervaagde en ik zag scherven glas op de grond liggen. ‘Waarom ben je toch zo arrogant!’ Geschreeuw. Ik deed de deur open zonder dat iemand het merkte en ik zag dat Charles en ik ruzie hadden. Kippenvel vormde zich over mijn armen. Het was onze eerste ruzie geweest, een maand nadat we getrouwd waren geweest. Het zou ook niet de laatste zijn. ‘Ik ben niet arrogant, ik weet gewoon wat mij toekomt en hoe die bediende zich gedroeg ten opzichte van mij, dat pik ik gewoon niet!’ Ik was rood aangelopen en mijn opgestoken haar begon los te komen. ‘Daarom gooi je hem toch niet ons huis uit, heb ik hier dan niets in te zeggen?’ Charles kwam op de jongere versie van mezelf af en hij hief zijn hand op, voordat de jongere versie van mij iets kon doen had ze zijn hand tegen haar wang en verscheen er een rode plek waar zijn hand was neergekomen. Er verschenen geen tranen, mijn houding was niet om aan te zien. ‘Wie denk je wel dat je bent? Je eigen vrouw slaan, dit neem ik niet!’ Charles lachte. ‘Wat ga je dan doen? Je biezen pakken? Je kan nergens heen, je ouders hebben niets meer met je te maken, je hebt alleen mij nog!’
Ik begon te schreeuwen en te tieren en niet lang daarna kreeg ik nog een klap. Ik rolde me toen op mijn zij. ‘Ik heb er genoeg van, we leven misschien onder één dak, maar dat is het dan ook. Ik ken je niet meer! Wie ben je? Waarom heb ik ooit van je gehouden?’ Nog altijd geen enkele traan op mijn gezicht te bespeuren.

Een gevoel van schaamte bekroop me. Heb ik me echt zo gedragen? Een ijdeltuit die urenlang in de spiegel kon kijken zonder dat ze zich begon te vervelen. Een hele voormiddag bezig zijn met mijn haren en dan tot de conclusie komen dat wat ik ook deed, het toch altijd perfect lag. Nu liepen er tranen over mijn wangen, nu het te laat was, nu liepen de tranen. Ik dacht terug aan mijn ouders. Een slechte opvoeding had ik niet gehad, mijn ouders waren lieve mensen die me alles gaven wat ik wilde, wat ik dacht dat me toe kwam. Dat was misschien de fout geweest. Ik was een verwend nest. Ik was een ijdeltuit. Daarom kon ik ook niet door de poort. Ik hoorde daar niet, dat was niet wat ik verdiende.


Voor ik het wist stond ik weer voor de poort. ‘Begrijp je het nu?’ Vroeg de man. Ik knikte, ik kon niets uitbrengen van schaamte en viel voor zijn voeten. ‘Alstublieft, ik heb spijt van mijn daden. Ik was ijdel en arrogant, maar ik ben veranderd.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Het spijt me maar eerst zul je moeten boeten voor wat je anderen hebt aangedaan, voor wat je jezelf hebt aangedaan.’ Tranen liepen over mijn wangen. Ik trilde op mijn benen, ik had vele verhalen gehoord over de hel, het vagevuur. Een verstikkende angst greep me om de keel en ik kon niet meer helder nadenken. ‘NEE!’ Ik gilde, probeerde te gillen, greep de man beet maar hij hield stand. De wolken verdwenen. Ik voelde iets zacht onder mij. De witte schemering verdween.

‘Mevrouw?’
Verbaasd knipperde ik met mijn ogen. Een grote witte zaal met bedden zag ik door mijn vermoeide ogen. ‘Ah goed, u bent wakker.’ Een man in een witte jas was het eerste wat ik zag. ‘Waar ben ik?’ Mijn stem was schor.
‘U bent in het ziekenhuis, maar u moet rusten want u bent ernstig verzwakt.’
‘Verzwakt van wat?’
‘Van u bevalling. U bent net ontwaakt van een hevige koorts. Het is een wonder dat u het gehaald heeft, God mag u precies graag.’ Het schaamrood verscheen weer op mijn gezicht.
Ik was totaal in de war. Bevallen? Van Charles dan? Hoe oud was ik?
‘Meneer, hoe oud ben ik?’
’27 mevrouw, weet u dat niet meer?’ Hij keek ongerust.
‘Ik wilde het even controleren.’ Ik staarde naar het plafond, nadenkend over wat ik allemaal gezien had. In de verte hoorde ik het gekrijs van een baby.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen