Foto bij hoofdstuk 64

Aiden
Ik hoor Yuna het huis uit lopen en naar de stallen gaan. Ik spring van bed af en loop naar het raam. Voorzichtig kijk ik weer rond en als ik niemand zie maak ik het raam open en spring naar beneden. Ik land in het gras en sluip naar de stallen toe.
‘En waar dacht jij heen te gaan?’ klinkt het achter me.
‘Ik ga naar mijn draak toe’ zeg ik als ik omdraai en tegen Iwan aan kijk.
‘Dat zal wel’ snuift Iwan en houd zijn hand bij zijn zwaard.
Ik wil het zelfde doen maar kom er dan achter dat ik helemaal geen wapens heb. Ik weet eigenlijk niet eens waar ze zijn!
‘Je blijft met je vieze poten van mijn zus af!’ snauwt hij en trekt zijn zwaard.
‘Ik kom voor mijn draak, meer niet!’ grom ik.
‘Wat is hier aan de hand?’ en Yuna komt aangelopen.
‘Hij kan zijn vieze poten niet van je af houden!’ snauwt Iwan weer.
‘Ik wil naar mijn draak toe!’ roep ik weer naar hem.
‘Laat hem toch met rust! Hij doet niemand wat!’ roept Yuna boos.
‘Dat zal wel! Wat dacht je van die dode man? In dat mensen dorp? Heb jij daar dan niets mee te maken?’ vraagt Iwan en kijkt me doordringend aan.
‘Alsof iemand die man gaat missen!’ sis ik naar hem.
‘Dat denk ik niet, maar het gaat er om wat je gedaan hebt!’ gromt hij.
‘Wat moest ik dan? Jou nemen? Of die vader van je!’ schreeuw ik naar hem.
‘Dat laat je uit je hoofd!’ en hij legt het zwaard op mijn keel.
Het is nu wel weer heel verleidelijk om in gevecht te gaan maar ik heb belooft dat we morgen vertrekken. En bovendien heb ik geen wapens om me te verdedigen.
‘Laat hem alsjeblieft gaan’ fluistert Yuna en pakt de arm van Iwan vast.
‘Ik hou je in de gaten!’ snauwt Iwan en laat zijn zwaard zakken.

Na een uur hard werken zijn de stallen eindelijk schoon en mogen onze draken even naar buiten voor wat beweging. Naur spreid meteen zijn vleugels en slaat me bijna voor mijn hoofd. Yuna schiet in de lach en krijgt dan bijna ook een dreun van Naur. Ze steekt haar tong uit naar hem en hij gromt een keer vrolijk terug.
‘Heb je zin om een ritje te maken, Naur?’ vraag ik aan hem.
‘Je kunt hier niet weg!’ gilt Yuna en komt naar me toe gerend.
‘Waarom niet?’ en ik stap van Naur af.
‘Omdat… Doe nou gewoon maar niet!’ en ze gaat weer terug naar Xena.
‘Sorry Naur, morgen gaan we hier toch weg’ en een beetje boos kijk ik naar Yuna.
Naur schud zijn kop en begint als een dolle rond te rennen. Xena ziet er de lol wel van in en rent achter hem aan. De grond trilt van hun rare sprongen en Yuna en ik schieten in de lach.
‘Waar zijn mijn zwaarden eigenlijk?’ vraag ik dan aan Yuna.
‘Ik weet het niet. Ik denk dat vader je zwaarden heeft’ en ze staart naar de grond.
‘Fijn, nu kan ik het wel vergeten!’ en kwaad loop ik weg.
‘Zal ik kijken wat ik voor je kan doen?’
‘Dat zou fijn zijn’ en snel geef ik haar een kus op haar wang.
‘Waar ga je heen!’ roept ze dan.
‘Ik ga even het bos in. Ben straks weer terug’ en ik schiet weg tussen de bomen.

Langzaam begint het weer donker te worden en ik besluit om maar eens terug te gaan. Ik hoop dat Yuna niet boos op me is. Ik had even wat tijd voor mezelf nodig. Het begint zo te vervelen als ik de hele dag binnen moet blijven zitten op haar kamer.
Ik schuif het raam weer open en spring zachtjes naar binnen. Ik maak het raam dicht en ga op haar bed liggen.
Beneden hoor ik Iwan weer tegen haar schreeuwen. Hij heeft me blijkbaar het bos in zien gaan. Ik zucht en leg mijn gezicht in mijn handen. Dit gaat niet goed, ze blijven maar tegen haar schreeuwen en dat is mijn schuld. Het geschreeuw word steeds erger en ik kan er niet meer tegen. Ik heb haar al veel te veel pijn gedaan. Ik loop naar het raam toe en schuif het weer open. Ik sluit mijn ogen en spring naar beneden. Ik ben niet welkom hier.

Reageer (2)


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen