Hoofdstuk 5
De volgende ochtend werd ik met een beter gevoel wakker. Vlagen van mijn dromen spookten nog door mijn hoofd en maakten me vrolijk. Ik zag dat Kasandra al wakker was. Ze zat bij het vuur wat van haar eigen rantsoenen te eten. Ik stond op en liep naar haar toe.
'Goedemorgen.'
'Goedemorgen, Xandria. Heb je al wat te eten?'
'Jawel, er zit wat in mijn tas.'
'Hmm, misschien wil je een hapje van mijn brood? Het is erg lekker.'
'Nee, dat hoeft niet,' weigerde ik beleefd. Het was lief aangeboden, maar ik hoefde het echt niet.
'Ach, neem toch wat,' zei ze, en ze duwde wat in mijn handen. Ongemakkelijk nam ik het aan en ik at er een klein stukje van.
'Dit is heerlijk!,' riep ik verbaasd uit. Mijn hoofd voelde ineens ook een stuk helderder.
'Ja, hè?,' zei ze. 'Nou, ik vraag me af wanneer die slaapkoppen eens wakker worden! Hoewel Leona en Roelof zo wel lekker stil zijn.' Ze knipoogde naar mij en ik voelde me warm worden van binnen. Kasandra was als de grootmoeder die ik nooit had gehad. En vreemd genoeg voelde dat goed.
Op dat moment werd Breyan wakker. Hij keek vermoeid de wereld in. Hij moest de wacht halverwege de nacht aan Kasandra hebben overgedragen, concludeerde ik. Daarom was ze ook al wakker. Ze hield het behoorlijk goed uit deze reis, als je bedacht hoe oud ze was.
Breyan liep gapend naar ons toe en pakte brood uit zijn rugzak. In stilte at hij het op en daarna vielen zijn ogen bijna weer dicht.
'Gaat het wel?,' vroeg ik de jonge ridder bezorgd.
'Ik ben alleen een beetje moe,' zei hij gapend. Een béétje moe? Hij zag eruit alsof hij dagen niet had geslapen. Nu herinnerde ik me ineens dat hij midden in de nacht had geschreeuwd. Zou hij last hebben van nachtmerries?
'Hier, jongen. Neem dit,' hoorde ik Kasandra zeggen en ze bood Breyan een stukje brood aan. Hij at het gedachteloos op en ik zag hem meteen opknappen. Vreemd spul, dat brood van haar.
Ten slotte werden ook Leona en Roelof wakker. Kasandra bood ze geen brood aan, maar liet ze lekker op hun eigen droge brood kauwen. Geen van beide leek in een goed humeur.
Ten slotte pakte Roelof zijn kaart er weer op en bestuurde het lang en uitgebreid. Toen we allemaal al waren uitgegeten, stopte hij pas de kaart weg.
'Vandaag zullen we ehhh... van die heuvels tegenkomen. Ze zeggen dat het daar spookt. Oeeehhh...'
De grafheuvels... Ik had erover gehoord. Bij deze heuvels waren oude misdadigers begraven. Moordenaars, dieven... Ze zonnen op wraak, zeiden ze. Of het waar was, wist ik niet. Maar ik voelde kriebels in mijn maag vormen, die me misselijk maakten.
'Doe daar maar niet zo makkelijk over, Roelof,' zei Kasandra. 'Spoken zijn gevaarlijker dan je denkt.'
'Ha! Ik geloof niet in spoken,' hoonde hij.
Kasandra trok één wenkbrauw op. Het was duidelijk dat ze het er het hare van dacht.
We liepen verder en merkten dat het steeds mistiger werd. De mist was eigenlijk nog erger dan de regen, omdat het niet alleen ijskoud was, maar ons ook bang maakte. Ik rilde in mijn mantel en sloeg hem dichter om me heen, hopend dat het enige bescherming zou geven.
De mist om ons heen werd dikker, ook naar mate de dag vorderde. Voor ons zagen we de heuvels. Nou ja, door de mist zagen we niet meer dan de schaduwen van de heuvels. Ze waren hoger dan ik me had voorgesteld en ik zag grafstenen bovenop staan. Opeens werd de wind sterker en killer, alsof een koude ademhaling om ons heen hing. Ik voelde mijn hart in mijn keel kloppen.
'Spoken bestaan niet...,' fluisterde ik voor me uit. 'Het is onmogelijk.'
Als ik voor me keek, leek het net alsof de mist vorm aannam in mijn ooghoek, maar als ik er naar keek, was het verdwenen. In stilte liepen we verder en ik voelde hoe de grond onder mijn voeten naar boven helde. Nu beklommen we officieel de grafheuvels. Wat zouden de geesten doen?
Elke stap die ik zette koste me enorme wilskracht. Mijn angst vertelde me zo snel mogelijk weg te rennen en nooit meer terug te komen. Maar ik was niet van plan mijn reisgenoten in de steek te laten.
Na over de eerste grafheuvel te hebben gelopen, wist ik het zeker: deze plek was vervloekt. Veel te vaak had ik gevoel dat iets net aan mijn blik ontsnapte, maar er wel was geweest. Soms voelde het alsof de wind onverstaanbare woorden in mijn oor fluisterde en dan werd het opeens op een onverklaarbare wijze kouder. Ik wilde hier weg. Elke voetstap die ik hoorde, zorgde ervoor dat mijn hart opsprong. Op sommige momenten hoorde ik een geluid dat ik niet kon terugleiden op mezelf of mijn reisgenoten. Mijn hoofd vertelde dat we hier wel alleen moesten zijn, maar mijn wild kloppende hart en gekmakende angst zeiden wat anders.
Toen opeens wist ik het zeker: iets bespiedde ons en had niets goeds voor ons in petto. Ik stond met een ruk stil. Iedereen keek om en ze werden lijkbleek. Ik volgde hun blik en zeg het: een witte gedaante, zwevend boven de grond, met zwarte ogen. Zijn blik boorde in mijn ziel en zijn mond opende zich. Hij sprak een onbekende taal, maar zijn boodschap was duidelijk. Ik slikte. Het was een spook.
Ik hoop dat jullie allemaal een leuke kerst hebben gehad. Natuurlijk ben ik er nog steeds blij mee dat jullie het lezen. Extra bedankjes voor iedereen die reageert!
Reageer (5)
Hahahaha! Een spook! Hoe verzin je het! (Beschouw dit niet als uitlachen, maar als lachen omdat het zo grappig is.)
1 decennium geledenKlinkt als een goed verhaal en je schrijft heerlijk, foutloos en vlot!
1 decennium geledenMorgen ga ik er zeker mee verder.
beeeeh (:
1 decennium geledenbrrrr spoken
1 decennium geledenBrr, spoken. Niet bepaald prettig...
1 decennium geledenYaay, graag gedaan en dank je. Jij ook fijne kerst!
Snel verder