De verloren wereld.
Het leven is als een ballon. Je begint klein en groeit en groeit, in de handen van je maker. Tot je groot genoeg bent en ze je loslaten. Je stijgt op naar een hoogtepunt in je leven, waarna je je lucht verliest en oud en rimpelig wordt. Tenzij het onverwachte, maar o-zo voorspelbare op de loer licht en je uit elkaar spat, zodat de stukken in het rond vliegen. Een schelle piiiiep en alles is voorbij. Het leven is over.
Er is hier niets. Meer kan er niet over worden gezegd. Gewone, alledaagse leegte. Zo’n leegte die je voelt wanneer je naar een saaie leraar staart, of wanneer je je niet meer kan herinneren wat je ’s nachts hebt gehoord. Zo’n leegte dus.
Eerst stond het hier vol met dingen. Grote dingen en nóg grotere dingen. Dingen waarbij je niet eens in de buurt durft te komen, omdat hun aanblik je alleen al afschrikt. Ook zijn er kleine dingen en zelfs kleinere dingen. Die kan je helemaal niet zien, waardoor je het bestaan ervan gaat betwijfelen, maar ze zijn er echt, want ze kunnen je kapot maken. Net zoals die ballon.
En dan is het onvoorspelbaar dat zoiets kleins, iets wat niet opvalt tussen al zijn andere, kleine – of misschien iets minder kleine – metgezellen. Niemand merkt het als zoiets kapotgaat, of weggegooid wordt, Opgegeten wordt. Er komen nieuwe.
Maar er zijn nog veel kleinere dingen dan die, die al onopvallend zijn. En deze merken het wel als zoiets – wat voor hen veel groter is – ontploft.
Het brengt een chaos met zich mee. De Allerkleinsten brengen een chaos met zich mee, iets waar de Kleinen geen last van hebben. Zij worden niet belast met de problemen van de Allerkleinsten die op een van de Kleinen leven.
Zodra een van de Kleinen in gevaar komt, roepen de Allerkleinsten een noodsituatie af. Een deel van heb begint te huilen. De vrouwelijke soort en de jongsten onder hen. De wat oudere en de mannelijke Allerkleinsten, proberen een evacuatie op touw te zetten naar een van de andere Kleinen. Helaas kost dat iets wat zij ‘Geld’ noemen. En helaas begrijpen ze niet dat ze niets meer aan dat Geld hebben, zodra de door hen bewoonde Kleine, het begeeft.
Ze willen vertrekken naar een Kleine die om die van hen heen draait en alleen te zien is als het donker en koud is.
Alleen de rijkste Allerkleinsten kunnen daar komen. De anderen blijven achter, terwijl de Kleine uit elkaar valt en een groot deel van hen sterft. Ze sterven zonder het te weten, want het is nu eenmaal donker en koud en ze hebben alleen hun ogen dicht en ademen langzaam.
Het deel dat blijft leven, zit gevangen. Gevangen in datgene wat al eerder is uitgelegd.
Er is niets. En waar dat ook op mag lijken, het is er niet. Ze zijn daar en houden elkaar vast, om elkaar niet kwijt te raken. Om niet bang te worden, om niet gek te worden. Hoe ga je om met het niets? Dat uitzichtloze niemandsland van kleuren en geluiden die je niet kunt horen en niet kunt zien. Ze voelen niets, want er is niets om te voelen.
En uiteindelijk vervagen zij tot datzelfde niets. Uitgehongerd, bang, trillend, doordat ze niets meer hebben.
Uiteindelijk eindigen zij als een ballon.
Er zijn nog geen reacties.