H65
Ik knijp mijn ogen dicht. Woede vlamt door me heen, al voel ik ook geen grote rust.
Dan open ik mijn ogen weer en zie ik mijn vader voor me staan. Hij kijkt omlaag, naar mijn zwaard. Het is gewikkeld zwarte vlammen van de Bliksem. Het zwaard gaat dwars door zijn borst. Mijn vader knippert en kijkt omhoog. Zijn rode ogen kijken me aan, verbaast.
'N-nee,' zegt hij met schokkende adem.
'Dit... kan niet,' fluistert hij.
'Het is voorbij,' zeg ik alleen maar. Mijn stem rustig. Ik trek mijn zwaard weer uit zijn lichaam.
Zijn lichaam begint op te lossen. Ik zie hoe er kleine witte wolkjes met rode ogen uit zijn mond vliegen, uit zijn ogen, uit zijn neus, uit zijn oren. En dan stort mijn vader neer op de vochtige bosgrond. Zijn lichaam verast en ik zie hoe hij dan eindelijk verdwijnt.
Ik ga op mijn knieën zitten, ik kijk hijgend naar het as. Het is voorbij, het is voorbij! Niet te geloven!
Ik voel warme adem in mijn nek en ik zie Diamantar, hij is opgestaan en staat nu trillend op zijn poten achter me.
'Nooit meer doen, nooit meer. Dat waren de allerergste seconden van mijn leven,' fluiterd hij dreigend.
'Sorry,' fluister ik.
'Hoe gaat het met je? Je wonde bedoel ik... ' Ik kijk onder zijn buik.
'Het gaat wel... Die rust had ik nodig.
'Nee, het gaat niet! De wonde is nog altijd even erg, en je hebt maar 5 minuten kunnen rusten!'
'Toch gaat het wel.'
'Hier, als je perse wil zeggen dat het goed gaat, neem dan tenminste een deel van mijn energie,' zeg ik opstandig.
'Dat hou je niet, je bent te uitgeput,' zegt Diamantar boos.
Ik luister niet en leg mijn hand op de wonde.
'Waíse heill!' fluister ik in oude taal. Wees genezen.
De wond begint te hegten en ik zie de huid er overheen glijden en zo de wond dichtgaan.
Ik ga door tot ik er zeker van ben dat de wond niet snel meer open zou gaan, en dat Diamantar er nauwelijks iets van zal voelen.
'Dankje,' geeft Diamantar toe.
'Graag gedaan,' hijg ik.
Ik klim moeizaam op Diamantars rug en doe mijn zwaard in zijn houder.
'Nu moeten we weten wat dat gegil was. Het is inmiddels opgehouden, wie denk je dat het was?'
Diamantar zegt niets maar ik zie beelden. Ik zie Aryen en mij, Aryen glimlacht. Dan zie ik Metsa en mij, zoenend op een toren.
'Ik weet het niet,' geeft Diamantar toe.
We stijgen op en we vliegen naar de plek waar het gegil vandaan kwam.
'Hoe lang heb ik met mijn vader gevochten? Hoe lang heb ik verloren aan tijd?' vraag ik dringend.
'Jullie vochten een heel uur,' fluistert Diamantar.
Een heel uur!
'Dan hebben we geen tijd te verliezen!' Diamantar vliegt sneller, maar hij is nog moe en we komen niet al te snel vooruit.
Eindelijk zie ik geglim.
'Dat is Blueä!' zegt Diamantar, ik voel dat hij wat rustiger is. Maar ik ben nog altijd gespannen.
Als we landen zie ik meteen het tafreel. Blueä ligt op haar schoft, ze is bewusteloos. Niet ver daar van daan ligt Sorcha, ze ziet er kleiner uit dan ooit.
Haar zwarte schubjes glimmen niet meer. Van Metsa en Aryen is niets te zien. Snel spring ik van Diamantar af en ik loop het bos in.
'Hier! Diamantars stem klinkt verschrikt, vol van ontzetting.
Snel ren ik naar hem toe.
Voor hem liggen Metsa en Aryen.
Maar een van hen leefd.
Reageer (4)
WIEEEEEEEEEEEEEEEEE
1 decennium geledenwie, wie ,wie vertel wie is het!
1 decennium geledenwie wie leeft???
1 decennium geledenToch?!
1 decennium geledenMetsa(H)