Achter iedere glimlach kan een heel verhaal zitten. En als je goed kijkt, dan is het mogelijk dat je een glimp van de strijd weerspiegeld ziet in mijn ogen. Niet iedere brede grijns die mijn gezicht siert is zo vanzelfsprekend als het lijkt.
Het is een duister en zwart verleden dat me verplicht in het heden nog altijd te vechten voor ieder klein moment van geluk. Het is geen vechten in de meest letterlijke zin, maar wel eerder in de zin van weerstand bieden. Ik moet met opgeheven hoofd in het leven staan. Vandaar de steeds terugkerende tegenstrijdigheid in mijn gedachten, woorden en daden die op de een of andere manier toch altijd steek lijken te houden, alleen als je bereid bent om je te verplaatsen in mijn standpunt. Hoewel ik weet dat niemand het ooit echt zal begrijpen. Niemand kan iemand anders zijn.
Misschien durf ik het een logische onlogica te noemen. Voor mij lijkt er in mijn soms rare hersenkronkels toch altijd een vorm van degelijke redenering te zitten. Ook is het nu eenmaal zo dat het leven een spel met me speelt en dat ik heen en weer geslingerd word tussen verschillende gevoelens, waarvan ik zou willen dat ik sommige niet had. Maar ik ben sterk. Als ik kan, dan houd ik de schijn hoog en zet ik een masker op. Alleen wie me een beetje kent kijkt door de glimlach heen. Ik vertoon barsten, zo nu en dan.
En ik bouw een muur. In een recordtempo en met supersterk cement. Het is de figuurlijke grens tussen ik en de wereld waar ik onbewust mee blijf spelen. Ik kan niet zomaar iemand toelaten in mijn luchtbel. Ik heb strenge eisen, mede doordat ik weiger om me een derde keer te stoten aan dezelfde steen.
Ik heb mijn grenzen al zo vaak verlegd dat het tijd is om ze een beetje terug te schroeven. Ik heb gekozen voor mijn principes en plaats deze uit voorzorg bovenaan. Soms móet je aan jezelf denken.

Dat dít gevaarlijk is, besef ik ook. Ik weet en voel het. De grenzen zijn zo strak tegen me aangespannen dat ik niet anders kan dan tot de vaststelling komen dat ik mezelf geïsoleerd heb. Ik lijk wereldvreemd en wat misschien nog erger is, is dat ik mezelf niet herken. Ik vraag me af of dat meisje van toen nog terug kan komen. Ik sleep mezelf vooruit, gewapend, klaar om mezelf aan te vallen. Telkens weer val ik daarop terug als de wereld even niet in de juiste richting met me mee lijkt te draaien. Hoe hard ik mezelf er ook van wil overtuigen dat mijn wilskracht sterker is, het automatisme in mijn hoofd voert de handelingen automatisch uit. Ik weet hoever ik kan gaan met mijn lichaam en hoeveel ik van mijn lichaam mag vragen. Het is gevaarlijk, spelen met je eigen leven.


De woorden lijken nog maar pas door mij geschreven, maar toch is het al meer dan vier jaar geleden. Ieder woord komt me nog zo bekend voor, het hele tafereel is nog zo helder. Langzaam vouw ik het blad terug samen en stop ik het terug in de omslag. Ik heb de brief vandaag met de post ontvangen. Eigenlijk had ik het kunnen verwachten, maar toch was het uit mijn gedachten geglipt. Vandaag is het precies een jaar geleden dat ik de belofte gemaakt heb om definitief de strijd aan te gaan met het kwaad. Ik ben lichamelijk al driehonderdvijfenzestig dagen verslavingsvrij. Het voelt goed, zeer goed om de teller elke dag te weten stijgen.

Verdwaasd schrik ik op als ik gerammel hoor aan de achterdeur. Ik ben de tijd uit het oog verloren door het lezen van de brief. Als ik naar buiten kijk, dan merk ik dat de straatlichten al aan zijn. Ook de warmte van het haardvuur waar ik de hele tijd voor had gezeten, dringt langzaam weer tot mijn lichaam door.
“Dag schat”, fluistert Matthias in mijn oor en hij drukt een kus op mijn wang. Ik glimlach, maar kijk hem niet aan. Mijn blik is nog steeds gefixeerd op wat ik in mijn handen heb. Alsof hij mij begrijpt, gaat hij in kleermakerszit voor me zitten. Ik probeer zijn ogen te ontwijken. Tevergeefs. Hij zegt of vraagt niks, het enige wat hij doet is mijn hand vasthouden. Uiteindelijk laat ik de brief verdwijnen. Met een kleine worp belandt hij in de haard. Ik kijk toe hoe de vlammetjes ieder hoekje ervan oppeuzelen, totdat er niks meer van overblijft. De haard knettert vrolijk verder, alsof er geen ingrijpende gebeurtenis plaatsgevonden heeft. Ik laat mijn hoofd rusten op Matthias’ schouder en slaak een zucht. Zo blijven we een tijdlang zitten zonder ons te verroeren. Matthias houdt van me, ondanks mijn verleden dat afgetekend wordt in de gloed van de vlammen.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen