11# Mick
Ik sprong van de ene boom in de andere. Het was geweldig. Ik was nu niet alleen supersnel en kon fantastisch zien, ik had ook nog eens pijlsnelle reflexen.
Esmé en Alice hadden mij uitgelegd dat ze ‘’vegetariërs” waren, ze dronken alleen maar dierenbloed. Ik was nu dus op zoek naar mijn ‘lunch’. In de verte zag ik een klein hertje.
Ik liet mij langzaam zakken tot op de grond en sloop dichterbij het diertje. Eigenlijk best wel zielig toch. Ik stapte per ongeluk op een takje en het hertje keek op.
Wat was dat? ging er door mijn gedachten heen. Even bleef ik verbluft staan, maar liep toen dichterbij. Weer maakte ik geluid en weer hoorde ik een piepstem in mijn hoofd En dat? zeggen. Ik keek verbaasd op. Het hertje had mij nu in de gaten, maar bleef vreemd genoeg toch staan. Ren dan weg, ik wil ook nog wel een beetje uitdaging dacht ik.
Mooi niet voor jou, jij durft mij niet te doden.
Ik trok mijn wenkbrauwen op. Praatte ik nou met een hertje?! Ja, ja dat klopt.
Wow, ik kon met dieren praten.
Ik liep nog dichterbij het beestje. Dood mij niet.
Ik kon het niet. Die smekende piepstem doorboorde mijn brandende keel tot de hel. Ik kon dit diertje niet doden. Vooruit dan maar, ren dan weg.
Meteen nadat ik dat gedacht had, stoof het hertje ervandoor.
Somber keek ik hoe het hert verdween in het bos. Ik had niet door dat Esmé naast mij was komen staan. ''En, alweer wat aangesterkt?"'
Ik schrok op en keek haar aan. ''Huh? O.. ja.. kilometer terug kreeg ik een beer te pakken.'' loog ik.
Esmé keek mij ongelovig aan. ''Natuurlijk. Mick, je ogen zijn pikzwart..'' En wat betekende dat nou weer?
''Ja, en?''
Ze rolde met haar ogen en legde toen uit: ''Onze ogen zijn zwart als we dorst hebben.''
''O, dan kijk ik nog wel uit naar een snack.'' Esmé knikte bezorgd, maar rende toen verder. O, wat kon ik goed liegen. Natuurlijk zou ik niet op zoek gaan naar een dier om te doden. Die lieve stemmetjes, daar kon ik niet tegen. En ik zou mij mijn hele ondode leven schuldig voelen. Nors liep ik de andere kant uit.
Ik trapte tijdens het lopen tegen steentjes, die meters ver wegvlogen. Toen viel mijn oog op een dode beer. Was dat de lunch van Esmé geweest? Ik ging kijken en rook dat er nog genoeg bloed in zat. Vol afschuw knielde ik bij de dode beer neer en zette mijn lippen aan zijn hals. Hmm.... dat was honderd keer lekkerder dan ik verwacht had. Binnen mum van tijd was het hele lichaam van de beer bloedloos. Zuchtend rende ik naar huis.
Die nacht/dag had ik de Cullens stuk voor stuk beter leren kennen. Ook merkte ik dat ik niet de enige was met een gave. Alice bijvoorbeeld kon in de toekomst kijken. Zij was erg vrolijk en altijd in voor een feestje. Rosalie daar in tegen, kwam nors en arrogant over.
Jasper was samen met Alice. Hij kon emoties beïnvloeden. Emmett mocht ik vrijwel meteen. Hij was stevig gebouwd en werd door sommige beschreven als ''beer''. Toevallig hield hij ook van grizzly beren (natuurlijk van hun bloed).
Edward was getrouwd met Bella, en samen hadden zij een dochter, Renesmée. Nessie was een halfbloedje en kon andere 'wezens' beelden laten zien. Edward kon gedachtenlezen en Bella was een schild, dat hield in dat andere gaven geen invloed op haar hadden.
Carlisle werd beschouwd als het hoofd van de clan. Als beroep was hij dokter in het plaatselijke ziekenhuis. Hij was getrouwd met Esmé.
Zuchtend ging ik op de bank zitten en klapte mijn laptop open. De verveling sloeg echt veel sneller toe dan ik had verwacht. Ik ging meteen naar Msn, ook al had ik geen idee wat ik daar moest doen. Er waren drie vrienden online (allemaal van de universiteit).
Ik had geen zin om met hun te praten. Ik probeerde zo min mogelijk te jagen, en als ik niet anders kon, zo min mogelijk doden. Natuurlijk viel het de Cullens vroeg of laat wel op aan mijn oogkleur en dan gooide ze mij weer de deur uit.
Ik verveel mij ook. Ik keek op vanachter mijn laptop en zag Spike. Hij keek mij trouw aan. Ik aaide hem over zijn hoofd en zei: ‘’Vampier zijn is toch niet echt leuk.’’
Het leek alsof hij knikte. ‘’Moet je naar buiten?’’ mompelde ik.
Misschien worden we dan afgeleid, oké, is goed.
Ik klapte mijn laptop weer dicht en sprong van de bank af. Spike rende al naar de voordeur en ik volgde hem.
Ik sprong van een rots in een boom. Spike keek geïrriteerd naar boven, hij kon mij lang niet bijhouden. Ik stak mijn tong uit en hij blafte.
Kom nou maar weer naar beneden, opschepper. Spike rende verder tussen de bomen door. En toen was hij verdwenen. Snel sprong ik uit de boom en sprintte achter hem aan.
Spike?! Kom hier!
Laat me los!
Ik schrok. De gedachte van zojuist was niet voor mij bedoeld. Ik voelde een stee oor mijn hals gaan en kromp ineen. De pijn was verschrikkelijk. Ondanks dat rende ik toch door.
Ik kwam aan op een open plek. In het midden zag ik een ingedeukt, hoopje vacht liggen. Ik sloop dichterbij en herkende Spike. Hij was dood. Ik schrok op van een geluid en zag een man wegrennen. Aan de snelheid te zien was het een vampier. Maar overduidelijk was het geen Cullen. Die zouden Spike wel in leven gehouden hebben…
Ik rende naar hem toe en knielde neer. ‘’Spike..’’ kreunde ik verdrietig. Ik wou kunnen huilen. Ik wou dat de tranen van verdriet over mijn wangen konden sijpelen, zodat iedereen zou weten hoe ik mij voelde. Ik begroef mijn gezicht in Spike’s levenloze vacht en stotterde weer zijn naam.
Nu had ik nog iemand te wreken.
Met Spike in mijn armen kwam ik het huis binnen lopen. Iedereen (en dat waren nu Emmett, Alice en Carlisle) keek op toen ze mijn verdrietige blik zagen. Alice liep gehaast naar mij toe en nam Spike rustig over. Natuurlijk had zij allang gezien dat dit zou gebeuren. Waarom had ze mij er dan niet voor gewaarschuwd?
Hopeloos verloren plofte ik op de bank neer. Ik woelde met mijn handen door mijn haren. Carlisle kwam naast mij zitten en klopte meelevend met zijn hand op mijn rug. ''Het-t...'' stotterde ik. ''Het was een vamp.'' Ze keken elkaar geschrokken aan. ''De Denali ‘s?'' mompelde Edward, die net de kamer binnen kwam lopen. ''Misschien..'' zei Carlisle mysterieus.
''Nou, zij kunnen er ook niet veel aan doen'' mompelde Alice ongeïnteresseerd. ''Ze wisten immers niet dat Spike van ons..- sorry- van Míck was.'' verbeterde ze zichzelf.
Iedereen keek Alice nors aan. Zijzelf keek heel onschuldig voor zich uit. Plotseling werden haar ogen groot, of het van schrik was wist ik niet. Jasper snelde ongerust naar haar toe . ''Wat zie je?''
Toen verscheen er een glimlach op haar gezicht. ''De Denali' s zijn hier over ongeveer twee seconden.'' Precies twee seconden nadat ze dat gezegd had ringde de bel. Alice sprong op en huppelde naar de gang.
Ik bleef verdrietig voor mij uit zitten staren. Nu was er voor mij echt geen reden om blij te zijn. Mijn hond was verdomme leeggezogen door een onbekende vampier! Ik hoorde de woonkamerdeur opengaan en keek toch even op. Zoals ik had verwacht was de Denali clan beeldschoon, net als de Cullens. Eerst kwamen er een man en een vrouw binnen. De vrouw had lang bruin haar en kuiltjes in haar wangen als ze lachte. De man had een warrig kapsel en een lange jas aan. Ik herkende hem ergens van...
Carlisle was inmiddels opgestaan en omarmde het stel. ''Welkom!'' mompelde Esmé glimlachend.
Toen kwamen er twee blondines binnen. De kleinste had een katachtig gezicht en leek ouder. De grotere vrouw had haar haar rommelig in een simpele vlecht gedaan. Dit waren vast Tanya en Kate. Ook zij werden omarmd.
Achter hen zag ik nog iemand staan. Een meisje van mijn leeftijd, misschien een paar jaar jonger. Ze was beeldschoon. Haar lichtbruine haar zat in een schuine vlecht waar plukjes haar uit hingen. Haar ogen hadden een nóg mooiere kleur goud dan de Cullens, ze leken een beetje oranje.
Ik merkte niet dat mijn mond half open was gevallen en dat de man en vrouw inmiddels voor mijn neus stonden. Ik schrok op en deed snel mijn mond weer dicht. De vrouw glimlachte en stak haar hand naar mij uit. ''Ik ben Carmen.''
Grijnzend schudde ik de uitgestoken hand, maar veel vrolijkheid voelde ik niet. ''Ik heet Mick.''
Carmen liep weer verder. De man stak ook zijn hand uit en mompelde: ''Eleazar.'' Plotseling voelde ik een golf van blijdschap over mij heen gaan en ik keek Jasper dankbaar aan. Ik had nooit gedacht dat zijn gave zo nuttig kon zijn. ''Ik ben Mick'' mompelde ik terug tegen Eleazar.
Na Tanya (''Hoi, leek je te ontmoeten!'') en Kate (''Haaaaii!'') kwam eindelijk zij.
''Ik-k ben-n Summer-r'' stotterde ze verlegen. ''Mick'' zei ik vrolijk. Ze glimlachte de liefste glimlach die ik ooit gezien had. En dan te bedenken dat die tanden dodelijk waren. ''Mooie naam'' complimenteerde ik haar. Ze leek te blozen, wat natuurlijk niet kon. ''Dank je.''
Emmett kwam ertussen. ''Met zo'n koude lichaamstemperatuur hadden ze je beter Winter kunnen noemen..'' Summer schonk hem een boze blik. Emmett sloeg zichzelf. Wacht, sloeg ZICHZELF? Ook Emmett vond het nogal vreemd en keek verward. Heel de familie keek ons nu aan. Summer rende weg.
''Summer!'' riep Eleazar. Ze kwam weer aanstrompelen. ''Niet zo onbeleefd.''
Hij keek Carmen even vragend aan. Ze knikte. ''Geef me je hand.'' Summer legde aarzelend, maar braaf haar hand in die van Eleazar. Hij leek zich even te concentreren en zei toen: ''Interessant. Zoiets heb ik nog nooit gezien.''
Er zijn nog geen reacties.