Opdracht 1
Voor opdracht 1 is het de bedoeling dat je één van de onderstaande teksten gebruikt voor een verhaal. Let wel op! Tekst 1 moet in het midden van je verhaal gebruikt worden, tekst 2 aan het begin van je verhaal. Wees creatief! De tijd van je stukje mag je aanpassen, maar de rest moet gelijk blijven! Succes!

Ik heb voor tekst 1 gekozen.
Tekst 1
Gespannen keek ik naar de brief in mijn handen. Het geheel zag er gehaast en wazig uit, waardoor de brief een trieste indruk maakte. Ik had per ongeluk de inkt uitgeveegd en een paar tranen op het papier laten vallen, maar de brief was alsnog leesbaar. Voorzichtig deed ik de brief nu in de enveloppe en zette die op de keukentafel. Verlangend keek ik naar het messenblok op het aanrecht, maar wende snel mijn blik af. Ik moest nog iets doen.

      Ik ren weg, zoals gewoonlijk, maar dit keer is het voor het laatst. Dit is de laatste keer dat ik weg ren. De steegjes lijken krap, maar ik ken ze door en door, weet welke steen er iets uit steekt, weg gezakt is, verdwenen is. Ik weet waar ik heen moet, hoe ik er moet komen, hoe ik er kan komen. Ik kijk vluchtig achterom, maar daar verlies ik tijd mee. Er lopen tranen over mijn wangen, ik zou de wind de schuld kunnen geven, maar ik weet zelf dat het echte tranen zijn. Emotie. Iets wat je altijd angstvallig probeert weg te stoppen als het leven grofweg gezegd klote is. Ik hoor de voetstappen achter me verdwijnen als teken dat ik hem ben kwijtgeraakt. Dit is pas het moment waarop ik mezelf kan dwingen om rustiger te lopen. Ik haal vlug een hand door mijn haren en loop dan een drukke straat in om me onder de mensen te begeven, het is een donderdag avond, koopavond in de stad. Al snel ben ik thuis en sluit de deur achter me met trillende handen. Ik loop naar mijn kamer en ga achter mijn bureau zitten. Dit moet voor eens en altijd voorbij zijn, ik wil dit niet langer meer. Uit een lade van het bureau pak ik een brief. Stevig grijp ik die beet en ren ermee naar beneden. Ik heb niet lang de tijd meer, het is bijna zover. Nog een laatste blik op de brief. Gespannen kijk ik naar de brief in mijn handen. Het geheel ziet er nogal wazig en gehaast uit, waardoor de brief een trieste indruk maakt. Ik heb perongeluk op sommige plaatsen de inkt uitgeveegd en een paar tranen op het papier laten vallen, maar de brief is nog wel leesbaar. Voorzichtig stop ik de brief in een enveloppe en zet die op de keukentafel. Verlangend kijk ik naar het messenblok op het aanrecht, maar wend snel mijn blik af. Ik moet nog iets doen. Ik verlaat de keuken met nog een blik op het messenblok geworpen te hebben.
      Ik ren weer naar boven en schuif de deur van mijn kast open. Ik pak er de kleren uit die ik nodig heb. Een goed omsluitende zwarte broek en een zwart shirt met lange mouwen. Die mouwen bedekken de littekens die er overduidelijk op te zien zijn. Littekens van verdriet en van gevechten. Zet die gedachte van je af. De kleding trek ik vliegensvlug aan, vanaf dit moment zal alles snel moeten gaan, want de tijd zit me op de hielen. Ik pak een rugzak, ook zwart, en ren daarmee naar beneden. Even lijk ik bijna te struikelen op de trap, maar dat gebeurt niet. In de keuken pak ik een mes uit het messenblok. Op de tast pak ik een theedoek en wikkel daar dan het mes in. Ik stop die in mijn rugzak. Het is bijna tijd, bijna tijd... Ik pak mijn huissleutels erbij hoewel ik na dit niet meer terug zal komen tenzij ik terug krabbel. Nee! Ik ga me niet meer terug trekken. Toch is er die twijfeling, maar dat moet voorbij zijn. Mijn rugzak gooi ik over mijn schouder en daar loop ik mee naar buiten. Nu is het een kwestie van niet opvallen en op tijd zijn. Mijn bestemming nadert al snel en ik klim via de brandtrap naar de dak van het gebouw. Ik ben al zo vaak via deze route gegaan. De plaatsen waar ik kom ken ik door en door, net zoals de steegjes in mijn achterbuurt. Ik trap het rooster in wat in het dak zit en laat mezelf de zolder in glijden. De reden dat ik het hier zo goed ken is omdat ik hier zo vaak kwam. Dit is mijn school.
      De zolder verlaat ik stilletjes en ik vervolg mijn weg na goed de gang ingekeken te hebben. Er is niemand, behalve degene die ik moet hebben. Ik ren de gang door naar het kantoor. Niet zomaar een kantoor, nee, het kantoor van de directeur. Hier ben ik vaak geweest, ik was niet het meest brave kind. Maar dat doet er nu allemaal niet meer toe. Zonder te kloppen loop ik naar binnen. Ik weet dat hij hier altijd is op een donderdag avond, want ook dan ben ik meerdere malen bij hem geweest. De verbaasde blik in zijn ogen is precies wat ik wil zien. Rustig zet ik mijn rugzak neer op de grond. De nerveusheid slaat toe bij hem. De klootzak. De rits van mijn rugzak die ik open doe maakt het enige geluid behalve onze ademhalingen in het kantoor.
'Verbaasd me hier te zien?' Vraag ik hem met een zuinige glimlach op mijn lippen.
Zijn ogen houden me in de gaten, en ik zie ze ook even langs mijn lichaam glijden. De schoft. Mijn hand gaat in de rugzak en pakt het in theedoek gewikkelde mes eruit.
'Je weet waarvoor ik kom hè?'
Hij antwoordt niet en dat doet me deugt. Ik zie de angst in zijn ogen en als ik nog beter kijk ook dat er zich kleine zweetdruppeltjes op zijn voorhoofd vormen. Langzaam wikkel ik de theedoek van het mes af. Het licht weerspiegelt in het mes.
'Dit mes ziet er mooi uit hè?' Vraag ik glimlachend.
'Je bent gestoord,' komt er dan angstig over zijn lippen.
Ik schud mijn hoofd, nee, ik ben niet gestoord. Dit is wat ik moet doen, hij laat me geen keuze. Dit had allemaal nooit gebeurd hoeven zijn.
'Ik denk niet dat jij het recht heeft om daar over te oordelen, vindt je ook niet? Jij bepaald namelijk helemaal niet meer over mijn leven. Vanaf nu heb ik het in eigen handen.'
In de verte hoor ik politie sirenes. Wat jammer dat die er al zo snel zijn, maar het maakt niets uit. Dit is toch zo gebeurd. Eerder deze avond voelde ik nog pure angst, van de herinneringen die me najaagde. Maar nu is het anders. Nu voel ik pure macht. Met het mes in mijn handen loop ik naar hem toe.
'Ik zou je niet verzetten als ik jou was, dat doet je alleen maar pijn,' zeg ik hem.
De voetstappen eerder deze avond waren van hem, hij achtervolgde me. En nu ben ik degene die naar hem toe komt. Ik ga achter hem staan. Het mes druk ik zachtjes tegen zijn nek.
'Zeg maar vaarwel tegen je schijnheilige dubbel leven, pap.'
En dan snijd ik zo zijn keel door zonder genade en ik kom onder het bloed te zitten. Zijn lichaam blijft als een lappenpop in de stoel, ik heb het expres vanaf achteren gedaan. Anders zou ik het leven uit zijn ogen zien vloeien.
      Op dat moment gaat de deur open en ik zie politie agenten en temidden van die agenten zie ik mijn moeder. Haar ogen staan groot van angst.
'Het spijt me mam,' zeg ik zachtjes. 'Ik moest dit doen.'
Ze loopt een paar stappen naar voren alsof ze me wil gaan tegenhouden. Ik hef namelijk weer het mes maar dit keer op mezelf gericht.
'En dit moet ik ook doen, ik hou van je.'
En na deze woorden doorklieft het mes mijn hart. De kracht verdwijnt uit me en ik val neer op de grond. Als laatste beeld zie ik de brief die ik geschreven heb uit mijn moeder's hand vallen.
Lieve mam,
Als je dit leest ben ik bij papa, op school. Er zijn dingen die je moet weten. Maar ik wil je geen pijn doen ermee dus ik zorg ervoor dat ze weg gaan. Neem jezelf niets kwalijk, maar veracht die man van je, mijn vader. Hij kon zijn handen nooit thuis houden van me. Op school kreeg hij daar de kans telkens voor. Ik heb zijn leven afgenomen, zoals hij dat deed van mijn kind. En nu die beiden weg zijn kan ik niet meer verder leven.

Ik hoop dat je het begrijpt,

Liefs je dochter.

Reageer (1)


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen