Verklaring
Verklaring
'''Jij!'' kwam er als enige uit mijn mond. ''Jij!''
''Ho, wacht! Jullie kennen elkaar?'' vroeg Carlisle verbaasd.
De vrouw sloeg haar ogen neer. ''Bella?'' zei Edward tegen de vrouw. Als ik hier met haar in één huis moest wonen zou ik dat niet volhouden. En gingen Jasper en Carlisle nou opzoek naar iemand die Bella heette? Had zij mijn ouders VERMOORD?!
Edward las waarschijnlijk weer mijn gedachten, want hij fluisterde iets in Bella's oor. Zij knikte aarzelend terug. Edward schrok van haar antwoord en liep vlug de trap af. Bella volgde hem.
Even was het stil.
Opeens zei Esmé: ''Mabel, hoe ken jij Bella?''
Ik wist dat die vraag zou komen, maar ik had mij er niet op voorbereid. Stotterend probeerde ik het te vertellen. ''Ik.... zij... ik was aan het wandelen.... in het bos..''
Alice kwam ertussen: ''Ze heeft jou veranderd..'' Kon Alice ook al gedachtenlezen?
Iedereen was stil.
Ik knikte langzaam. ''En-n.. die vermoorde mensen... waren-n mijn ouders..''
''Carlisle.. dit kan zo niet langer!'' zei de vrouw die ik niet kende. ''We moeten haar hier houden tot ze zichzelf in controle kan houden!''
Carlisle knikte. ''Maar eerst Mabel. Alice, vertel wat je gezien hebt''.
Alice twijfelde duidelijk of ze het moest vertellen. Stotterend begon ze het verhaal.
''Ik-k.. ik zag je... bij je huis.. je kon jezelf niet inhouden en..''
Had Alice het gezien? Was ze mij gevolgd? ''Hoe-e weet je dat-t?''
Alice keek even naar Carlisle, alsof ze hem toestemming vroeg om iets te zeggen zonder dat ze hoefde te spreken. Tot mijn verbazing antwoorde Carlisle. ''Alice kan in de toekomst kijken''.
Ze vonden het niet vreemd dat mijn mond niet open ging van verbazing. Ik had immers al ervaring met.. krachten.
Alice wenkte Jasper en samen liepen ze door het raam via een boom naar buiten. Ik keek ze verbaasd na.
''Wat gaan ze doen, Carlisle?'' vroeg ik. ''Jagen'' kuchte Carlisle.
Dus zij mochten wel jagen, maar ik niet? Awful. Ik liet even een klein grommetje horen. Esmé zei snel: ''We jagen niet op mensen, maar op dieren.''
Carlisle volgde: ''We willen geen monsters zijn.'' Nog steeds was ik aangebrand.
''Morgen ga je met ons mee.'' zei Emmett vastbesloten.
''Ik ben trouwens Rosalie'' mompelde de blonde vrouw. ''En dat was dus Bella..''
Plotseling schrok ik op. ''Hoe laat is het eigenlijk? Ik moet altijd om tien uur naar bed.'' Carlisle en Esmé grijnsde even, maar toen zei Emmett glimlachend: ''Als vampier slaap je niet.''
Ik moest ook lachen, eindelijk opblijven. Rosalie was de enige die nors bleef kijken. ''Ja, nu is het leuk. Maar wacht maar tot je dit honderd jaar hebt meegemaakt. Dan reageer je wel anders.'' Ook Rosalie sprong uit het raam.
Alle lachende blikken verdwenen, en ik was aan het bedenken wat ik verkeerd gezegd had. ''Gaat zij ook jagen?'' Waarom ik deze vraag stelde wist ik niet precies, maar Edward had een uurtje geleden gezegd dat Emmett, Rosalie en Bella toen op jacht waren. Emmett stelde mij weer gerust. ''Nee. Ze moet even alleen zijn. Trek je maar niets van Rose aan hoor.''
Normaal haatte ik alleen zijn, maar nu had ik graag ook een paar minuutjes in mijn uppie willen nadenken over wat er afgelopen dag gebeurd was. Maar ja, op dit moment waren er geen gedachtelezers of zieneressen in de buurt.
Zonder toestemming te vragen sprong ik ook door het raam. Vliegensvlug kwamen Carlisle en Esmé achter mij aan. ''Wat is dit nou? Mag ik ook even alleen zijn, alsjeblieft?'' vroeg ik geïrriteerd. Carlisle keek mij streng aan. ''We laten je niet nog eens alleen. Je bent te dorstig.''
Ik rolde met mijn ogen. ''Jullie kunnen mij echt wel vertrouwen, hoor!'''
Esmé keek me bezorgd aan. ''We vertrouwen jou wel, maar we vertrouwen niet datgene wat je bént.''
Ik had geen zin in discussies en ging er dus niet op in. ''Is er ergens in huis een plekje waar ik alleen kan zijn?'' Carlisle en Esmé keken elkaar aan. ''Het.. het dak..'' antwoorde Esmé. Meteen sprong ik in de dichtstbijzijnde boom, nam een kleine aanloop en kwam op het platte dak terecht.
Perfect! Ik keek uit over een groot meer en uitgestrekte, groene bossen. Als hier geen vampiers hadden geleefd en het niet constant zou regenen zou het echt een paradijsje zijn. De sterren schitterde in de donkerblauwe hemel Langzaamaan begon ik te begrijpen waarom mijn ouders perse hier naartoe wouden verhuizen.
Het was schitterend.
Ik ging tegen de schoorsteenpijp zitten en keek weer omhoog. Boven het meer spotte ik een vallende ster. Ik mocht een wens doen, en wenste iets dat helaas nooit uit zou kunnen komen. Dat ik weer een normaal en menselijk leven kon leidden.
Ik begon plotseling te realiseren dat mijn ouders echt dood waren, dat ik ze nooit meer zou zien. Ik leek wel een beetje op Harry Potter. Zijn ouders werden vermoord en toen kwam hij erachter dat hij een tovenaar was. Maar ik was geen tovenaar. Ik was een monster. Die gedachte deed vreselijk pijn. Maar de brandende pijn die ik voelde toen ik veranderd werd was vele malen erger geweest. Ik schrok op van een schim aan de andere kant van het dak. Wat zat daar? Vastbesloten sloop ik op de schaduw af. Als vampier was ik veel moediger dan als mens, nu kon ik alles en iedereen aan. Dus bang was ik niet.
Het enige waar ik bang voor was, was om uit te glijden over dat natte dak. Zou echt weer zoiets voor mij zijn.
Het hoofd van Bella doemde op uit de duisternis. ''Ik ben het maar, Mabel.''
Er zijn nog geen reacties.