Zeven herinneringen heb ik terug naar boven gehaald. Bijna net zoveel als het aantal maanden dat me nog gegund was nadat de diagnose vastgesteld was. Mijn hand voelt klam aan, maar wordt toch niet losgelaten. Het kost me veel moeite om mijn ogen langer dan een paar seconden open te houden. Ik weet dat dit het moment is om mijn resterende krachten te bundelen. Het daglicht doet pijn en de vermoeidheid zit overal in mij. Het is confronterend om te zien hoe snel en hoe hard ik afgetakeld ben.
Ik dwing mezelf ertoe om hem aan te kijken. Een laatste beeld van hem wil ik op mijn netvlies voelen branden. Hij ziet er afgeleefd uit, maar lichamelijk is hij zoveel gezonder dan ik. Het is oneerlijk. Ik zou hem nog zoveel willen zeggen, maar alles is al gezegd geweest. Niets kan ons verleden uitwissen, maar het feit dat hij al de hele tijd zwijgend naast me zit en mijn hand vasthoudt, betekent veel.
Het is tijd, ik heb lang genoeg gewacht. Moeizaam steek ik mijn arm uit. Hij begrijpt precies wat ik bedoel en geeft me mijn spullen zwijgzaam aan. ‘Je weet toch wel dat dit een gerechtvaardigde zelfmoord is?’ Voor het eerst sinds lange tijd spreekt hij tegen mij. Zijn stem breekt en ik weet dat ons verleden aan zijn ogen voorbij gaat. ‘Ik vergeef het allemaal, ik zie je graag’, fluister ik. De tranen in zijn ogen worden druppels en rollen in fijne streepjes over zijn wangen. Toch weigert hij mijn hand los te laten, alsof hij zo wil proberen om samen met mij te sterven. ‘Ik ben blij dat je hier bent, jij bent degene die ik op dit moment nodig heb.’ Ik zie alles aan zijn ogen, de pijn, het verdriet, immense schuldgevoelens, maar anderzijds ook de verlossing. Hij weet dat dit het allerlaatste is dat hij voor me kan doen.
Ik neem het verband en span het rond mijn arm. ‘Cérise.’ Hij weet dat het een zinloze strijd is die hij probeert te voeren. Ik neem de naald en ontdoe haar van de verpakking. Het is tijd om na twintig jaar komaf te maken met de monsters in mij, lichamelijk en geestelijk. Het duurt langer dan vroeger om de voorbereidingen te doen, maar ik geef niet op. Dit is volledig mijn eigen taak. Ik zoek een geschikte ader en prik de naald erin. Ik spuit de vloeistof er uiterst langzaam en voorzichtig in, want dit is mijn laatste minuut die hier ingaat. Ik voel hoe mijn spieren steeds slapper worden, tot ik me amper nog kan bewegen. Hij haalt de naald uit mijn arm en ontdoet me van het verband. Ikzelf ben daar niet meer toe in staat. ‘Het gaat zo snel’, fluister ik. Mijn ogen verzetten zich en proberen zich zo lang mogelijk open te houden, ik wil zijn beeld blijven vasthouden als ik sterf. Ik kan het gevoel van enorme zwaarte dat zich in me vestigt niet negeren, het kruipt overal in mijn lijf en zuigt me mee.
‘Dankjewel, Joa’, fluister ik voordat de slaap het van me overneemt. Mijn ogen sluiten zich en ook mijn zintuigen laten het een voor een afweten. Ik word ontnomen van de aardse wereld. Net op het moment van mijn overgave, meen ik zijn lippen op die van mij te voelen. Ik weet dat het een teken is van onze band. Het is zijn offer en ons geheim. Wat een heerlijk afscheid. De grip van zijn hand blijft krachtig, maar mijn hand wordt slap. ‘Euthanasie’, fluistert hij bijna geluidloos. Er volgt geen antwoord meer, alleen maar stilte.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen