1/0 Meikoi
- Paia merrie
- Sama ooi (vrouwelijk schaap)
- Meikon kind
- Narbische Targa de munt van Narbië. Lett. 'Narbische Hinde', vanwege het hert dat op het muntgeld staat afgebeeld.
- Ninu grijsblauw
- Ayin vogel
- Heios kater (mannelijke kat)
- Asanunanin hij die niet kan zien
Een snijdende wind blies door de kieren van de wilgenhouten muur. Paia wierp een bezorgde blik op de ommuring; daar waar het roestige staal en de houten planken elkaar ontmoetten hadden wind en regen de geïmproviseerde nederzetting verder verzwakt. Nu de winter was ingetreden en ze vlokken sneeuw voelde smelten op haar kruin, besefte Paia pas hoe moeilijk de anderen het gehad moeten hebben. Dit was de Hut, de belangrijkste slaapplek op het terrein van het kamp. Hier sliepen de Meikoi, de allerkleinsten, vaak zonder dekens of andere bronnen van warmte. Kampvuren waren verboden door de Kampleiding- verlichting was er alleen in de vorm van de maan, die zijn melkwitte schijnsel troostend plengde over de bibberende lichaampjes.
En daar zat Sama- haar lange gestalte stak duidelijk af tegen het troosteloze tafereel van verkleumde kleuters. Ze had een klein kind in haar armen, een peuter nog maar. Haar lange, blonde haar viel in pluizige lokken langs haar hoofd terwijl ze het kindje sussend in slaap wiegde. Twee andere kinderen zochten warmte tussen de plooien van haar juten rokken, een derde drukte zijn snoetje in haar dikke, warme haar.
Het was Sama die hier elke avond doorbracht, als een van de weinigen die zich in het kamp van de Meikoi waagden. Velen hadden zichzelf teveel afgesloten van het leven om nog jonge zielen te kunnen verdragen. Bovendien waren de kleuters ook niet altijd zo vredig als ze daar nu lagen; ze waren woest, gekweld door eeuwige honger en op jonge leeftijd al veel te zelfstandig. Sommigen zeiden dat de Meikoi gek waren, of in ieder geval door het leven in het kamp gek waren geworden. Maar Sama kon met hen omgaan, Sama begreep hen. Ze was zestien, maar voor een groot deel van de kinderen de moeder die ze nooit gehad hadden.
Paia wist dat Sama haar gezien had, in haar ooghoeken, terwijl ze geduldig een lepel koolsoep bij een ziek meisje naar binnen schoof. Toch maakten ze geen oogcontact; het was Sama geweest die Paia had meegevoerd naar de Hut, maar de kleine stakkertjes waren altijd haar eerste zorg. Paia had bewondering voor de toewijding van haar vriendin, en nu ze voor de eerste keer deze winter voet zette in de slaapplaats, begreep ze waarom Sama zo wanhopig geprobeerd had de oudere kinderen deze plek te laten zien. Het was onmogelijk het leed van de Meikoi te ontkennen, zodra je in de brandende ogen van een ondervoed, gehavend kindje had gekeken.
Zonder iets te zeggen liep Paia weer de Hut uit. In haar hoofd maalden de gedachten op de maat van het knisperende grint onder haar voeten. Het dilemma van het Kampkind begon bij haar op te spelen: aan de ene kant de doffe ellende en het lijden van hen die zwakker zijn dan jij, aan de andere kant de wetenschap dat je er niets aan kan doen. Of toch wel?
Haar hand voelde in de linkerzak van haar afgedragen, vale leren vest. Gelukkig, hij zat er nog. Tegen haar handpalm voelde ze nu het koude metaal van een plat, rond voorwerp. Een Narbische Targa. Geld. Een teken van onafhankelijkheid, en natuurlijk uiterst verboden. Maar voor hen die behendig en slim zijn gelden andere wetten dan die opgelegd door de Kampleiding. Een glimlach kroop voorzichtig over Paia’s lippen. Het geld had haar altijd hoop gegeven, hoop op een beter bestaan. Ze wist alleen nog niet hoe ze het kon gebruiken. Nu wel.
De vertrouwde contouren van het Kamp voor de Meikegaso begonnen al weer op te doemen. De barakken, die vervallen en grijs afstaken tegen de spierwitte hemel, en hun inwoners. Paia kende hen allemaal, Ninu en Ayin, Heios en Asanunanin. Ze groette hen niet; haar gedachten waren ergens anders. De blikken van de Meikoi hadden iets veranderd in haar, en de aangewakkerde vlam begon haar hart opnieuw te verwarmen. De belofte van het geld was waarheid geworden. Er was hoop. Niet voor haar dit keer, maar voor de kinderen. En wat er ook zou gebeuren, hoeveel moeite het haar ook zou kosten om langs de beveiliging te komen, morgen ging ze naar de stad.
Reageer (3)
Nieuw hoofdstuk wordt morgen waarschijnlijk, ik ben nu helemaal D-O-O-D!
1 decennium geledenVerrrrderrrrr!
1 decennium geledenGEEN FANFIC!! EEN WONDER!
VETTT
1 decennium geledenToepasselijk liedje (=
VERDER ook al heb ik je voor morgen al opgeëist maar oké Ik ben gewoon veeleisend. Moehahaha. Oeh, dat doet me aan mijn economieproefwerk dinsdag denken. Er heerst schaarste op deze story. Zowel absoluut (er is weinig van, helaas) als relatief (er moeten beperkte productiemiddelen, in dit geval Arbeid van jou) worden opgeofferd om in mijn onbeperkte behoeften te voorzien.
WAUW. Als ik daar geen tien op haal, weet ik het ook niet meer