Foto bij 2.4

Omdat jullie zo lang hebben moeten wachten en dat jullie tegelijk zo geduldig zijn geweest, hebben we nog eens de koppen bij elkaar gestoken en hebben we samen een extra lang stuk geschreven van Ziva Zahavy - We zullen proberen om weer zo snel mogelijk nog een paar stukjes te schrijven!!!
Thankx for reading and waiting for so long
xxx

Wat had ik verwacht te zien? Wolken en zonlicht? Een oude man met een baard die me vriendelijk een hand toestak? Ik wist het niet, maar zeker niet dit. Ik ging langzaam recht zitten en ik zag tot mijn verbazing dat ik me in een of ander bouwvallig houten krot bevond. Ik hoorde hoe de wind zich door de spleten vlocht en ergens ver weg, te ver om eigenlijk te kunnen horen, klonk een geluid dat ik niet meteen kon thuisbrengen. Ik zag dat het buiten nacht moest zijn want er scheen geen enkel straaltje licht door de kieren. Boven aan het plafond hing een peertje dat eruitzag of het niet lang meer te leven zou hebben, maar vreemd genoeg belemmerde het weinige licht mijn zicht niet.
Toen ik verder de kamer rondkeek, zag ik dat in het midden van het vertrek een trap stond die afdaalde naar een pikzwart lage verdiep. Zelf lag ik op een veldbed dat als enige meubelstuk in een hoekje stond.
Ik vroeg me net af wat er in godsnaam was gebeurd en waar ik terecht was gekomen. Iemand mocht nu wel eens uitleg komen geven, want ik snapte er de ballen van. Alsof ze mijn gedachten had gelezen kwam ze de trap opgelopen de kamer binnen, haar bloedrode ogen staarden me wantrouwig aan vanonder haar asblonde haar. Hoewel de donkere schaduwen haar gelaat verduisterden, herkende ik haar gezicht.
Ze was het meisje dat altijd alleen in de cafetaria of misschien zelfs achter de vuilnisbakken op school zat. Ik wist het niet zeker, al mijn herinneringen waren vertroebeld. Ookal was ze lichamelijk heel wat veranderd, was de afwezige en afstandelijke waas in haar ogen nog steeds hetzelfde.
‘Hmm, jij bent dus al wakker,’ keek ze me onverschillig aan, toen ze doorhad dat ik niet zou antwoorden vervolgde ze, eerder tegen zichzelf pratend dan tegen mij: ‘Interessant dat je nu al veranderd bent. Ik dacht dat Ray je alleen maar in je pols had gebeten…’
Ik had werkelijk geen idee waar ze het over had, maar het boeide me niet echt, er was nu iets belangrijker dan zij. Ik was net tot de vaststelling gekomen dat het vuur plots was teruggekomen, maar nu ter hoogte van mijn keel. Holy shit, hield het dan nooit op? Ik was behoorlijk pissed aan het worden.
Aan de overkant leunde de loner uit de cafetaria nonchalant tegen de deurpost, terwijl ze me voor de god mocht het weten hoeveelste een verveelde blik toewierp. Wat dacht ze wel, dat ik een dier in de zoo was. Ga toch weg en laat me alleen als je toch niets nuttig te zeggen hebt, dacht ik.
‘Je wilt waarschijnlijk wel weten wat er met je gebeurd is…?’ Ah het praat, eindelijk! ‘Ik verwacht niet echt dat je me gelooft, maar goed, je bent getransformeerd in een vampier.’
Ik had er schoon genoeg van, tijd om iets terug te zeggen: ‘Maar natuurlijk, een vampier, waarom heb ik daar niet eerder aan gedacht?’ spotte ik op een sarcastisch toontje, terwijl ik rechtstond en zenuwachtig door de kamer begon te lopen.
Het gevoel in mijn keel begon nog erger te worden en ik had dringend iets nodig om te blussen. ‘Is er hier soms ergens een glas water ofzo?’ vroeg ik geïrriteerd.
‘Dat is dus je dorst als vampier,’ zuchte ze al even geërgerd als ik me voelde, ‘Als je wilt dat het ophoudt, volg je me maar en anders laat je het.’ Ze begon het vertrek uit te lopen, de trap af. Ik geloofde er nog altijd niets van, het klopte wetenschappelijk gewoon niet. Had niemand deze clown vertelt dat sprookjes niet bestonden? En godverdomme, waarom was ik heel de tijd zo boos? Zo was ik nooit, alleen als ik honger had of een plotse woedeaanval had.
Ik volgde haar met tegenzin, maar het was beter dan ik dit vochtige kot te zitten. Onderaan de trap was een eenvoudige rechthoekige kamer die heel wat groter was dan vijf vierkante waar ik net nog zat. Hier zaten vijf anderen die net als Cafetarialoner rode ogen hadden, sommigen keken me nieuwsgierig aan, anderen gewoonweg vijandig. Jesus, what the fuck, was hun probleem?!
‘Oliver, ik ga even met de nieuwe naar buiten,’ informeerde ze aan één van de vijf. Vervolgens liep ze naar de deuropening en stapte ze de koude novembernacht in. ‘Waarom moet ik altijd de babysit spelen?” mompelde ze diep zuchtend in zichzelf. Ik voelde me al meteen zeer geliefd…

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen