O56. Elisa Romaine
De reis leek dagen te duren, elke seconde was pijnlijk en stil. De radio was uit en mijn gedachten waren bij Embry. Stel dat hij wel de ware was geweest? Dan had ik hem nu gekwetst en was ik hem nu kwijt. Ik wilde terug, bij elke afslag wilde ik omdraaien tot ik weer besefte dat ik daarmee alles alleen maar erger kon maken. Nieuwsgierigheid had vaker voor problemen gezorgd, te vaak. Ik kon gewoon niet terug ook al wilde ik nog zo graag. Cecilia dacht er waarschijnlijk het zelfde over, terwijl ze zwijgend naast me zat.
‘Cece, we zijn er.’ Het klonk meer als een zucht dan een zin. De bomen langs de weg begonnen plaats te maken voor huizen, tot we uiteindelijk de stad zelf inreden.
Het appartement was makkelijk te vinden, het was langs de weg waar we de stad mee in waren gekomen en de muren waren op de begane grond van steen, daarboven was het bordeauxrood gekleurd. Het bovenste deel was van ons, dat daar onder was van een stel wat ook pas net daar woonde.
Ik parkeerde de auto vlak voor het gebouw waar we moesten zijn. Het leek kleiner dan op de foto, maar we mochten niet zeuren. Ik stapte uit en keek de straat rond. Het was stil. Het was lunchtijd en waarschijnlijk zat iedereen nu te eten. Mijn maag knorde en herinnerde me er aan dat ik vanochtend ook nog niets had gegeten.
Cecilia was ook uitgestapt en kwam naast me staan. ‘Wat doen we, eerst opruimen of eerst even kijken?’
‘We kunnen even alles binnen zetten en dan wat eten?’ opperde ik en ze knikte. Een enkele voorbijganger knikte even naar ons, of hielp ons, maar de meesten hadden haast. Ze moesten naar hun familie of hun vrienden of hun werk. Ze hadden geen tijd om twee meisjes te helpen met sjouwen.
Na een halfuur namen Cecilia en ik plaats op de rand van de kofferbak. De klep stond nog open en zorgde dat we niet nat regende. We waren het appartement in geweest en zonder woorden wisten we wat de ander dacht. Het was te leeg, te stil. Het had nog niets weg van een huis en waarschijnlijk zou dat ook nooit komen.
Mijn zusje pakte een zak met broodje en gaf er eentje aan mij. Ik lachte afwezig als bedankje. Haar lach was niet veel stralender.
Ik had net de laatste hap van mijn broodje genomen toen een bekend geluid klonk. Mijn mobiel ging af. Ik klom, extreem charmant natuurlijk, naar de voorkant van de auto waar ik hem opnam.
‘Met Elisa Romaine.’ Het nummer was anoniem geweest.
‘He Elisa, uhm… Met Embry… Uhm…’ Hoorde ik aan de andere kant van de lijn. Ik gilde zacht en ging op de achterbank liggen.
‘Lekker enthousiast,’ mompelde hij.
‘Ja, nee, sorry, uhm, spin. Ik ga nu een tunnel in. Ik bel je nog wel,’ ratelde ik en ik hing op. Soepel, echt heel erg.
‘UGH…’ zuchtte ik en ik sloeg mezelf voor mijn hoofd. Hoe kwam hij trouwens aan mijn nummer?
Reageer (2)
Echt een leuk verhaal, het is echt goed geschreven.
1 decennium geledenEcht een leuk verhaal, het is echt goed geschreven.
1 decennium geleden