Hoofdstuk 14, Myra.
Over: Myra.
Door: Elyon/Myrthe/Kiwi, hoe je me ook wilt noemen.
We lopen nu door de andere koepel. Niet die waar de winkel straat onder ligt maar de koepel waar school onder ligt. Ik kijk omhoog, ik ben bang dat dit niet goed is voor mijn nek, maar ik kan niet stoppen. Ik kan maar niet wennen aan het gevoel dat boven me, om me heen, miljoenen liters water is. Dat geeft me een eng gevoel.
Ik grijp Narama's hand vast, ik ben bang en dan heb ik gewoon haar steun nodig. Ik voel hoe mijn haar lichter wordt. Het lijkt wel dat nu ik met mijn gave bekend ben mijn haar makkelijker verandert.
Ik pak automatisch een pluk haar met mijn losse hand, en ik bekijk hem.
Blond.
Op mijn hoofd zit Draakje lekker te slapen. Hij heeft een drukke dag achter de rug. Het is ook zo vermoeiend om gekocht te worden, een toverstok op te halen en gedragen te worden door je baastje.
Zijn kooi en mijn andere spullen trek ik mee aan een karretje. Naast me trekt Narama een soortgelijk karretje voort. Haar twee katten heeft ze bij zich. Hoe noemde ze ze okal weer?
Cinna zoals bij De Hongerspelen het boek. En Bagha, die kat lijkt trouwens enorm op een kleine tijger.
Naja, Narama heeft gewoon iets met katten, en ik weer iets met andere dieren. Niet dat ik katten haat ofzo, ik ben gewoon niet aan ze verslaaft. Of Narama dat wil of niet.
'Ik ben bang,'mompel ik terwijl we verder lopen.
We lopen over een lang kiezelpad met langs ons heen allemaal magische planten. Ik zie zelfs koraal, maar dat verwart me, dat kan toch niet leven bóven water?
Ik kijk naar het kasteel, het is groot en van wit-steen gemaakt. Het glanst in het licht van het water. Ik zie een van de torens door de glazen koepel heen gaan. Hopelijk hoef ik daar niet te slapen.
Ik bekijk het kasteel nog eens goed. Ik zie torens en grote open pleinen op het kasteel. Ik zie grote ramen. Ik zie grote deuren. Alles is zo groot.
'Je hoeft niet bang te zijn,' zegt Narama. Ze is niet echt bang, geloof ik. Narama is belachelijk moedig. Was ik dat ook maar.
We worden in gehaald door een groepje leerlingen. Op hun gewaden staan op de rechterborst een plaatje geborduurt. Ik zie 2 groene en 1 blauwe bij het groepje. Ik vraag me af of dat bij de afdelingen hoort.
Ik wil het eigenlijk vragen, maar onze begeleider is weg, en we staan er alleen voor. En volgens mij weet Narama het ook niet. Onze enigste kans is gewoon naar binnen gaan.
We gaan naar binnen en staan in een enorme hal. Het plafond is van blauw materiaal wat ik niet thuis kan brengen. Langs de kanten van de hal gaan twee grote trappen omhoog en verdwijnen in deuren. Tegen de muren onder de trappen zitten grote deuren en recht tegenover ons mogenlijk een nog grotere deur. In deze hal staan grote groepen leerlingen te praten. Het klinkt zenuwachtig. Opgewonden. Ik bekijk hun kleding. Net als ons hebben ze geen tovernaars gewaden aan, dat moet betekenen dat ze ook eerstejaars zijn. Ik en Narama blijven staan en luisteren naar gesprekken om ons heen.
'Ik hoop dat ik in vuur kom, dat lijkt me een leuke afdeling, maar ik denk dat water ook wel goed is.' Vuur? Water?
'Nee joh! Lucht is veel beter, natuurlijk.'
'En aarde dan?'
'Wil jij serieus in een grot slapen?'
'Hoe weet jij of het een grot is?'
'Euh...'
'Volgens mij is dat gewoon een grote ruimte onder het kasteel.'
Ik went me af van het groepje en luister niet meer. Mijn blik valt op de grote deur tegen over de voordeur. Hij gaat open.
'Hallo, volgt u mij,' zegt een knappe man met zwart haar.
Reageer (3)
Leuk, leuk, leuk, ben echt benieuwd naar het volgende stukje! (Ik hoop dat het hierna niet vastloopt...)
1 decennium geledenGoezo, goed geschreven.
1 decennium geledenDankje
1 decennium geleden