H75
In zwart satijn sta ik naast Metsa op een hoge toren. Een onbekende toren. Zijn hand aait zachtjes over de mijne met zijn vingers. Mijn jurk van zwart satijn vladdert rond me heen.
'Je bent zo mooi, zo mooi,' Metsa's stem verwent me, ik geloof hem.
'Ik ben mooi,' roep ik naar de wolken,'hoor me aan, ik ben mooi.'
'Je bent een godin,' zegt Metsa. Ik lach naar hem. Hij heeft gelijk.
Dan wend ik me af naar de bergen. Ik ben een godin, zie mij.
'Je bent mijn godin, je bent mijn duistere schoonheid.' Metsa aait met zijn andere hand over mijn blote rug.
'Ik ben van jouw, ik doe alles voor je,' zegt hij ook.
'Kniel dan, buig dan. Ik ben je alles.' Ik kijk hem met grote ogen aan, maar dan verandert het tavreel, mijn ogen worden zwart net als mijn vaders ogen en een rode glans glanst om me heen. Mijn gelaat verandert, ik verander langzaam in mijn vader.
'Het is tijd je belofte na te komen, je doet alles voor mij.' Zegt mijn vader tegen Metsa.
Metsa buigt zijn hoofd. Alles.
Néé! Mijn buik bolt omhoog op mijn bed. Ik gil en ik spartel. Waar ik ook ben. Néé! Wat betekend dit? Metsa zou nooit voor mijn vader gaan werken... nooit, toch?
'Lilith, Lilith! Ze komt bij!' Een opgewekte, vermoeide, maar toch verdrietige stem brengt me bij zinnen.
'Haai, Lilith, hoor je me?' Is dat Mell?
'Mell?' Kreun ik.
'Ja, ik ben het, Mellissa. Drakenrijder van Pursian.' Pursian, Drakenrijder!!!
'Diamantar!' Gil ik in haar gezicht als ze zich naar voren buigt. Kijk ik kan al wat zien, het gaat goed met me, breng me naar mijn draak!
'Hij ligt hier, naast je! Hij is er beter aan toe dan jij!'
'Lilith? Maak je geen zorgen over mij.' Diamantar klinkt bezorgt.
'Oh, Diaman-tar,' murmel ik terwijl ik met mijn armen rond zwaai. Ik kom overeind en zie hem vaagjes staan. Ik knipper een paar keer met mijn ogen en dan kan ik weer kijken. Ik zie hem naast mijn bed en ik grijp zijn kop. Ik druk hem tegen mijn borst. Een iemand leeft tenmiste nog.
'Mell? De verliezen...' zeg ik op vragende toon. Wil ik het eingenlijk wel weten? Ach beter om alles in een keer te krijgen, een directe breuk.
'Ehm... Mulk Tüden, Trisa Weldenpas en Nina Ingeitum.' Elk woord komt aan als een klap. Ik had vaker met ze om moeten gaan, ik had meer over ze moeten weten, ik weet niet eens hun achternamen... Nee! Nee!
'En de andere?' Vraag ik met een verstikte stem.
'Gewond, maar het gaat al beter... jij ben-'
'Het er het beste aan toe. Ze hebben me beschermd! Ze hebben me gered!' Ik gil dat laaste, zoveel pijn... zoveel verdriet. Het mag niet afgelopen zijn! Ik sta het niet toe.
Een nieuwe emotie komt boven, een prettige en bevredigende emotie. Woede, haat, ik wil wraak nemen.
'Oh, nee! Lilith, nee. Ik zie de emotie.' Mell wil mijn arm grijpen, maar ze grijpt mis. Ik sta op. Ik kijk de zaal door die blijkbaar een ziekenboeg is. Even zie ik verdrietig de vele gewonden en dan been ik weg. Ik heb geen nieuwe engergie nogdig. Ik heb een grote voorraad gevonden. Ik been door de zaal naar de deur en loop naar buiten. Daar begin ik te rennen. Ik blijf rennen tot dat ik bij de uitgang ben. Ik weet niet of iemand me volgt. Het boeit me niet.
'Lilith? Wat doe je?' Voor de eerste keer beantwoord ik Diamantars vraag niet. Ik ren een bergje op, naar een heuvel. Daar blijf ik stil staan. Ik open mijn mond, lik even langs mijn lippen en dan...
'VADER! IK ZAL JE VINDEN! IK ZAL JE DODEN! IK ZAL JE VANALLES AAN DOEN! VAN ALLES! JE ZAL STERVEN, HELEMAAL ALLEEN!' Mijn stem echod door het dal onder me. En ik weet zeker dat ik iemand hoor lachen. Een oehoe stijgt in een boom naast me op en vliegt weg.
Reageer (2)
beheee dood? zijn ze echt dood?
1 decennium geledendie stomme oehoes owk altijd
1 decennium geleden