H60
Het volgende moment krijgt mijn laptop een virus.
Het andere moment.... :'( Je snapt het wel.
Die avond slaap ik rustig en relax, met Diamantar dicht tegen me aan in bed. Het kleine draakje snort en gonst vrolijk in zijn slaap.
Ik heb vandaag een mooie dag achter de rug, met Metsa... Ik had nooit gedacht dat hij zo aardig zou kunnen zijn. Ik vind hem misschien zelfs aardiger dan... dan... dan de andere. Zo dat is er uit, maar wat betekend het? Wat betekend het dat ik hem zo aardig vind?
De hand die Diamantar niet vast houd glijd naar mijn buik, ik knijp erin. Ik heb zo'n raar gevoel in mijn buik, wat betekend het gevoel? Het voelt... het voelt alsof er iets in zit. Ben ik ziek?
Ik zucht, ik heb hier over gelezen, maar ik ben toch zeker niet verliefd? Dat kan echt niet...
Ik rol me om, ik zal er morgen over na denken.
Mijn ogen vallen dicht en de slaap komt tot me.
Ik kom overeind. Mijn ogen bekijken waar ik ben, het is een koude kuil... weer die koude kuil. Ik ril. Ik blijf zitten en kijk rond, maar ik zie alweer geen uitweg. Dit is de tweede nacht dat ik droom over deze kuil. Ik verwacht al wat er gaat gebeuren, ik heb het immers al eerder mee gemaakt. Maar deze droom lijkt te verschillen van die van gisteren, er is iets anders aan deze droom...
En ja, het gegil begint. Maar deze keer kan ik het verstaan, verstaan wat er gegilt wordt.
'Nee, nee! Doe haar geen kwaad! Laat haar gaan!' Ik ril, ken ik die stem? Ik ken die stem. Maar ik kan hem nog niet plaatsen. Mijn oren spitsen zich maar er valt een pauze in het gegil. Een schaduw vliegt over de kuil en een schaduw gaat langs de wand van de kuil. Ik kijk met een ruk omhoog. Het figuur wat over de kuil vloog was een oehoe. Het gegil begint weer, maar deze keer is het gewoon gejammer. Kreten van pijn. Dan klinkt er gelach, gemeen gelach. Mijn vader.
Ik huiver en gil ook, tenminste dat probeer ik. Mijn tong doet het niet. Ik probeer mentaal te praten, zoals draken dat doen. Maar ik vind geen houvast, het lijkt wel alsof er niemand is. Weer ril ik.
De oehoe vliegt weer over, maar deze keer land hij op de rand van mijn kuil. Dit was het moment waar ik gisteren wakker werd. De oehoe kijkt me kwaadaardig aan en ik kijk bang terug. Dan zie ik iets achter de oehoe bewegen, het is...
Diamantar! Neeh! Ga weg, straks wordt je nog vermoord door die oehoe! Nee, ga weg! Maar Diamantar verstaat me niet, en volgens mij zou hij mij nooit alleen laten. Het kleine draakje is al bezig met de oehoe besluipen. Dan springt hij, Diamantar land netjes met uitgeslagen klauwen op de oehoe. Ik hou mijn adem in.
De oehoe draait zich om en begint terug te vechten, zijn gekrijs, en Diamantars gekrijs schallen samen met de andere stem door de hemel.
Dan zie ik bloed, iemand is geraakt, een lijkje valt naar beneden, aan mijn voeten, de kuil in. Een pijn gaat door mijn borst, Diamantar.
Nu kan ik wel gillen, en dat doe ik ook, ik gil zoals ik nog nooit gegilt heb, ik gil van de pijn. Ontzichtbare klauwen krabben in mijn hart als ik naast Diamantar neerval. Ik huil, ik krijs. Ik ga dood van de pijn.
'Neeh! Nee! Neeeeeh!' Mijn draakje... Dan voel ik iets, een dolk. Een dolk, dat ontbrak nog. De dolk doorboord mijn borst. Ik ga echt dood.
Het wordt donker. Het wordt koud, en dan is er niets meer.
Gillend kom ik overeind.
Reageer (2)
aaaaahhhh:| spannend
1 decennium geledenow zo'n enge droom
1 decennium geleden