Ik loop het ziekenhuis binnen, met laaiende sirenes is mijn vader net naar binnen gebracht, het mog niet, het kon niet!
Ik veegde de tranen uit mijn ogen en vroeg waar de eerste hulp was, want daar was mijn vader waarschijnlijk naar toe gebracht.
Met een misselijk gevoel liep ik de trap af richting de afdeling, ik draaide links als ik zacht gehuil hoorde uit een kamertje.
Een stem sprak geruststellende woorden ‘het komt vast goed, misschien is het wel beter zo’ hoorde ik en ik sloeg de deur open, daar zat mijn moeder met betraande ogen.
Ik zag hoeveel verdriet ik haar deed, ‘sorry mam, ik bedoelde het zo niet, het was een ongeluk’ huilde ik nu ook.
Mijn moeder sloot me in haar armen en knuffelde me stevig, ‘ga maar naar hem toe Neveah’, sprak ze, ‘hij heeft niet veel tijd meer’.
Ik liep naar een afgesloten kamer waar mijn vader lag, het was mijn vader niet, hij was zo bleek en er was overal bloed.
Ik wilde het gewoon niet geloven, ik knielde neer langs zijn bed, ‘Papa, je mag niet doodgaan, blijf bij me alsjeblieft!’ gilde ik en ik begon langzaam te snikken.
Hij draaide zijn hoofd in mijn richting en keek me recht aan, ‘het is goed meisje, ik ben trots op je, wat je ook doet’
Ik begin harder te snikken en knijp hard in zijn hand, ‘Je mag niet doodgaan pap’, schreeuw ik met overslaande stem.
Hij kijkt me aan en zet met zijn laatste krachten een glimlach op, alles gaat steeds moeilijker merk ik.
Zijn ademhaling, zijn stem, zijn spierkracht, alles neemt af. Hulpeloos zit ik langs zijn bed af te wachten, niemand kon meer iets doen.
‘het spijt me pap, van alles wat ik verkeerd heb gedaan en nog ga doen, het spijt me zo’ ik begin weer hard te snikken als hij opeens in mijn hand knijpt, ‘Het is goed Neveah, Ik zal er altijd voor je zijn’ zucht hij.
Langzaam blaast hij zijn laatste adem uit en een machine begint te piepen.
Het is voorbij…


mijn gedachten worden weer iets helderder, hoe had ik dat ooit kunnen laten gebeuren.
Ik heb mijn eigen vader vermoord, hoe je het ook bekijkt het is mijn schuld, ik dwong hem om me op te komen halen terwijl ik wist wat er speelde.
Ik barste weer ik snikken uit en een hoop mensen keken me aan, het kan me helemaal niets schelen wat ze denken.
Uit de menigte stapt opeens Alyx naar me toe en gaat lang me zitten, ‘wat is er noch met je Neveah’, vraagt ze zacht.
‘zo ken ik je helemaal niet, waarom rende je weg?, wat is er gebeurd?’, snikkend leg ik het verhaal uit, wat er gebeurd is met mijn vader, en dat het allemaal mijn schuld is.
Als ik klaar ben staar ik haar met mijn betraande ogen aan, Alyx pakt me vast en knuffelt me.
Een verassend en nieuw gevoel komt in me op, ik heb nog nooit vrienden gehad, althans geen vrienden die me mochten om wie ik was.
‘het is niet jouw schuld meid, hij heeft een hartaanval gekregen achter het stuur en daardoor heeft hij dat ongeluk gehad’ fluisterde ze.
‘als hij niet ik die auto had gezeten was hij nog alleen in zijn schuurtje geweest en dan had hij daar nog veel langer gelegen’ legt Alyx nu uit.
Mijn hoofd word weer een stuk helderder, ‘enorm bedankt Alyx’ zeg ik en ik sta op.
Ik wil weg lopen als ik het betreurde gezicht van Alyx zie, ‘is er iets?’ vraag ik, en ik loop een paar stappen terug.
‘nou, eigenlijk’ zucht Alyx, ‘nee laat maar, het is niets, ik doe dit zelf wel’ en ze staat ook op.
Ik haal mijn schouders op en loop verder, over mijn schouder heen roep ik Alyx nog na dat ze me altijd alles kan vertellen, ik vertrouw haar.
Een beetje blijer stap ik weer op mijn fiets, het is tijd om weer naar huis te gaan.
Ik fiets langs een verlaten weg, het is iets te stil naar mijn zin dus ik doe mijn oortjes in.
De zachte muziek vult de stilte en maakt de weg iets verdraaglijker, zachtjes neurie ik mee.
Opeens staat daar in mijn ooghoek weer die jongen, wat zou hij nu weer willen?.
Ik besluit niet te stoppen en trap nog iets harder door, de jongen volgt me, het is heel eng om te zien.
Als ik om de hoek sta parkeer ik mijn fiets snel en vlucht ik een winkeltje binnen.
De jongen blijft buiten als een roofvogel staan kijken, hij weet dat ik er ooit uit zal moeten.
Na 20 minuten staat hij er nog, ik besluit nu toch maar dat ik naar buiten moet gaan en kijken wat hij te zeggen heeft.
Ik zwaai de winkeldeur open en de jongen stapt direct op me af, zonder iets te zeggen pakt hij mijn hand en neemt me mee naar een steegje.
Ik probeer me los te trekken maar zijn greep is zo sterk en er komt geen beweging in en het is ook nog steenkoud, het lijkt wel alsof hij dood is.
Die gedachte schud ik van me af, dat is gewoon onmogelijk denk ik en ik sluit mijn ogen.
Heel hard zet ik het op een gillen ‘Help ik word meegenomen, iemand help me’ ik gil nog harder tot er allemaal mensen om me heen staan, ze kijken verbaast en sommige kijken boos.
‘oh, dat is Neveah weer’ hoor ik, een ander oud koppeltje staat ook al met elkaar te fluisteren.
Ik draai mijn hoofd om en zie dat de jongen is verdwenen, wat raar is want net was hij hier nog.
Om de verdere boze blikken te vermijden zet ik het op een lopen, ik voel de ogen prikken in mijn rug.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen