O46. Elisa Romaine
Embry begon steeds harder te lopen, tot ik echt moest rennen om hem bij te kunnen houden. Ik zocht iets om een gesprek over te beginnen.
'Ik gok erop dat jullie feest vanavond niet door gaat,' zei ik. De jongen met de chocoladebruine ogen met de mooie glinstering erin leek nu pas op te merken dat ik hem amper bij kon houden.
'Ik denk inderdaad dat het niet erg verstandig is om het door te laten gaan.' Hij haalde kort zijn schouders op. Dat was het, het was geen bevestiging dat het afgelast werd, maar ook geen ontkenning, gewoon een ongeïnterreseerde mededeling. Ik zuchte diep en ging naast hem lopen.
Een ongemakkelijke stilte volgde en ik vroeg me af waar ik met hem over kon praten. Ik begon nu pas te merken hoe kort ik hem eigenlijk kende. Het leek zoveel langer dan het werkelijk was.
Ik zag het grote huis van Cece en mij in de verte al opdoemen toen er een klap weerklonk, onweer. Nu was ik het die sneller begon te lopen en we stonden al snel voor de witte voordeur van het huis. ‘Goedenavond,’ fluisterde Embry en hij draaide zich al om, om weg te lopen, toen ik zijn hand vast pakte. Ik wist niet wat me bezielde maar ik wilde echt dat hij bleef. Ik wilde dat hij bij me bleef tot de storm over was zodat hem niets kon gebeuren. Zodat hij veilig was en zodat ik me veiliger voelde. Ik wist dat het raar was, maar ik was altijd al doodsbang geweest voor storm en vooral voor onweer. Het was iets waar ik al sinds mijn geboorte last van had.
‘Kan je hier blijven?’ mompelde ik. ‘Ik ben bang.’ Ik gaf het toe. Ik had nog nooit aan iemand toe gegeven dat ik ergens bang voor was, behalve tegen Cecilia. En zelfs Cecilia wist de meeste van mijn angsten niet, aangezien ik haar niet bang wilde maken. Embry keek me even verward aan maar knikte toen. Zwijgend liepen we naar binnen.
Een glimlach verscheen op mijn gezicht toen Embry me in zijn armen sloot.
Er zijn nog geen reacties.