Ik herinner me het nog heel goed. Het begin. Het begin van dit alles. Eigenlijk zou ik dit bijna als een compliment kunnen opvatten. Stiekem deed ik dat ook een beetje. Maar als ik zoiets luidop zou zeggen, zou mijn moeder beginnen flippen en mijn vader woedend worden. Wat is gebeurd, is gebeurd, en ik kan er helemaal niets positief uithalen! Volgens hen dan.
Ik kwam juist terug van het busstation na een middagje shoppen. Ik was al slecht gezind, omdat Sarah, mijn beste vriendin, en ik met ruzie afscheid hadden genomen. Nou ja, naar huis waren gegaan. Want van afscheid nemen, kon je niet echt spreken.
Ik was rustig aan het wandelen door de hoofdstraat van mijn dorp. Stilletjes zingend liep ik op mijn ballerina’s tussen de winkeltjes door. Plots stopte een auto om de weg te vragen. Het was een oude, grijze auto. Het merk wist ik niet, ik kende het niet – Halló, sorry, ik ben een meisje! -. Maar ja, niets te wantrouwen dus.
“Hallo”, zei een jongen van ongeveer mijn leeftijd. Ik schatte hem zeventien (ik ben zestien). Hij draaide het raampje van zijn auto naar beneden en keek me breed glimlachend aan.
“Hallo”, zei ik, zo vriendelijk mogelijk, maar daarna liep ik gehaast verder.
“Wacht!” riep de jongen. Zijn vader, of toch alleszins een oudere man, reed naar voor om me in te halen. “Wacht! Ik wil weten waar de bushalte is. Mijn vader – zie je wel – is al enkele keren de straat op en af gereden, maar ik zie hem niet.”
Ik zuchtte. Dit kende ik. De bushalte was vlak naast de kerk, maar omdat er een grote dennenboom voor groeide, ontsnapte hij al vlug aan je oog als je de straat door reed.
“Achter die boom daar”, antwoordde ik vriendelijk. Ik wees naar de grote dennenboom die zachtjes heen en weer wiegde door de wind.
“Welke?” vroeg de jongen. Nu begon ik het al wat vreemd te vinden, want de dennenboom was zo duidelijk als wat zichtbaar in de drukke straat.
“Daar!” zei ik weer met een enorme zucht, die ik niet kon laten. “Naast de kerk. Rechts.”
De jongen knikte, draaide zijn raam terug naar boven en terwijl hij zwaaide reed hij naar de kerstboom.
Ik glimlachte. Oké, ik moest echt ophouden met dat paranoïde gedoe van me. Ik moest geduldig zijn met mensen, zeker met die dat niet erg snugger waren.
Voor ik het doorhad, reed de auto terug.
“Sorry!” riep de jongen weer, terwijl hij druk bezig was met het raampje weer naar beneden te draaien. “Ik vind het niet.”
“Daar!” zei ik. Ik begon al geïrriteerd te worden.
“Waarom stap je anders niet in? Kan je de weg tonen.” Was dit een slechte actiefilm of zo? Mijn vader had me zo vaak gewaarschuwd voor dit soort zinnen. Nooit met vreemden meegaan, ook niet om de weg te tonen.
Ik schudde mijn hoofd. “Daar heb ik niet zo veel zin in. Maar als je verder rijdt vind je misschien een ander onschuldig meisje die wél wil instappen.”
“Doe niet zo moeilijk”, zei de jongen. “Wijs gewoon de weg. We doen je heus niets.”
Ik lachte. “Ja, straks gaan jullie me nog met een snoepje die auto inlokken! Rij verder en laat mij met rust!”
“Je gaat mee, meisje!” riep de vader plots. Hij wees me met een revolver aan. “Durf niet te schreeuwen.”
Ik schrok. Zover ik wist moest je alles doen wat een man met een revolver vroeg. “Moet ik instappen?” vroeg ik geschrokken.
“Ja”, zei de vader. “En dat ga je heel normaal doen. Dus niet om hulp schreeuwen.”
Ik slikte, deed het portier van de achterzetels open en ging zitten.
“Goed zo”, zei de man. Hij keek zijn zoon aan. “Kan je dan echt niets?!” riep hij. “Moet ik dan ook elke keer te hulp springen?!”
De jongen keek hem aan en zei rustig: “Relax, papa. We hebben haar toch? Doe dan niet zo moeilijk.”
De oude man besliste blijkbaar dat zijn zoon gelijk had, want hij morde even en concentreerde zich daarna weer op het stuur.
Wat moet je doen als je in een auto ontvoert wordt en niemand heeft het gezien? Shit, zover ik mijn vaders woorden kon herinneren, moest ik nu stiekem naar de politie bellen en heel hard beginnen praten tegen de man. Maar mijn gsm had een platte batterij.
“Wat zijn jullie met me van plan?” vroeg ik dan maar.
De man negeerde me. “Ik ben meneer Terels en mijn zoon spreek je aan met Michael. Oké?”
“Ja,” zei ik. Mijn naam was Sanna van Hemelgem, maar ik was niet van plan dat te zeggen. Meneer Terels begreep het, en hij vroeg me ook niet verder uit. Voorlopig.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen