Proloog
Jenny staarde wezenloos voor zich uit. Deze dag zou haar altijd bijblijven. De twee meest belangrijke gebeurtenissen in haar leven hadden zich vandaag voltrokken. Ze vond het onbegrijpelijk hoe twee zulke belangrijke dingen naast elkaar konden gebeuren.
De eerste gebeurtenis was een wonder. Eindelijk was daar dan haar zoon, Renzo, twee weken te laat geboren. Hij wilde er maar niet uitkomen, grapte haar man Pieter gisteren nog. Maar nu was hij er.
Maar de tweede gebeurtenis... Hoe kon het, dat haar meester verdween op dezelfde dag als haar zoon geboren werd? Jenny geloofde niet dat het toeval was. Ze wilde het niet graag toegeven, maar haar zoon was vervloekt. Ze moest hem eigenlijk doden. Doden in de naam van heer Voldemort. Ze rilde bij de gedachte, maar moest het voor haar heer doen.
Toen Pieter binnenkwam, met het kind in zijn armen, kreeg Jenny een brok in haar keel. Het jongetje was zo klein, zo lief... En het was van haar. Het was een deel van haar.
'Wil je kleine Renzo vast?' vroeg Pieter zacht.
Jenny knikte. Ze pakte het kindje van haar man aan en staarde ernaar. Zijn kleine oogjes gesloten, zijn kleine armpjes naast zijn lichaam. Hij had een paar lichtblonde haartjes op zijn kleine hoofdje.
Jenny voelde tranen in zich opkomen.
'We moeten het wegdoen,' zei ze, zonder Pieter aan te kijken.
'Wegdoen? Je bedoelt...'
'Doden, ja,' zei Jenny. 'Het moet. Het kind is vervloekt, Pieter! Hoe kunnen wij een kind opvoeden die geboren is op de dag dat onze heer verdwenen is?'
'Oh Jenny...' zei Pieter zacht. Hij staarde naar het jongetje. 'Maar heer Voldemort is dood, hij is verdwenen, hoe kan hij -'
'Geloof je dat?' Jenny's ogen werden groot. 'Geloof je dat hij dood is?'
'Nou, er gaan geruchten...'
'Geruchten, ja! Maar ik geloof er niks van! Hij is geraakt, er is iets goed mis... Maar hij kan niet verdwenen zijn!' riep ze.
'Rustig, Jenny. Je moet rustig blijven. Je hebt een zware bevalling achter de rug.'
'Ik weet dat ik rustig moet blijven,' zei Jenny zacht. 'Maar het is gewoon - het is gewoon -' Ze barstte in tranen uit.
'Ik weet het, fluisterde Pieter. Hij knielde naast haar bed neer en sloeg zijn arm om haar heen. 'Ik weet het.'
Renzo had zijn kleine, lichtblauwe oogjes geopend en staarde van zijn vader naar zijn moeder, niet wetend wat voor vreselijk lot ze over hem bespraken.
Jenny besloot het kind niet meer vast te houden, niet meer te zien, te doen alsof het niet bestond. Alleen dan zou ze er genoeg afstand van kunnen nemen om het te doden. Pieter was het blijkbaar niet met haar eens, maar hoe kon ze dit vervloekte kind houden?
Zeven dagen gingen voorbij, toen Jenny de knoop doorhakte.
'Haal het,' siste ze tegen haar man. Ze noemde het kind niet meer bij zijn naam. Dan werd het te persoonlijk.
Toen Pieter het kind had gehaald, pakte ze haar stok. Ze sloot haar ogen, maar toen het kind het op een brullen zette, keek ze stiekem toch, al had ze het zichzelf verboden. De tranen stroomden over de wangetjes van het kleine, naakte jongetje, en Jenny kreeg een brok in haar keel. Pieter wilde naar het kind toelopen, maar Jenny maakte een handgebaar dat het niet mocht. Gehoorzaam bleef hij staan.
'Jij vervloekt kind,' mompelde Jenny. Toen het kind haar had horen praten, stopte het met huilen en keek haar aan, zijn felblauwe ogen strak op haar gericht. Jenny meende zelfs te denken dat het haar aankeek, al deden kinderen van zeven dagen dat nog niet. 'Waarom heb je besloten op die dag op aarde te komen? Waarom niet op de datum die gepland was?' Ze probeerde kwaad te klinken, maar het lukte haar niet. Ze raakte ontroerd van het kleine baby'tje. Ze richtte haar stok op hem... maar trok hem toen weer weg.
'Oh heer,' fluisterde ze, terwijl ze naar boven staarde. 'Het spijt me zo. Ik faal. Ik krijg het niet over mijn hart dit jongetje te doden. Negen maanden heeft hij bij me gehoord. Hoe moet ik hem dan zomaar ineens wegdoen? Het spijt me zo, heer... Het spijt me.'
Ze keek Pieter aan en schudde toen haar hoofd. Hij begreep het en liep opgelucht naar Renzo toe. 'Kom maar, kereltje,' mompelde hij toen hij het jongetje in zijn armen nam. 'Kom maar.'
'Heer,' fluisterde Jenny. 'Om het goed te maken, zal ik het opvoeden als een ware dooddoener. Als u niet terug komt -' ze slikte bij die gedachte - 'dan zal ik er persoonlijk voor zorgen dat híj uw taak overneemt. Ik zal goedmaken wat ik vandaag fout heb gedaan.'
Toen ze dat gezegd had, volgde ze Pieter naar binnen. Ze zou haar belofte waarmaken. Renzo werd een dooddoener.
Jenny hield woord. Renzo's eerste woordje dat hij leerde zeggen was "dooddoener" en al snel leerde ze hem aan dat ze een heer dienden, een heer die Voldemort werd genoemd, maar die zij als volgelingen 'De Heer van het Duister' noemden. Ze vertelde hem dat hij verdwenen was, maar dat hij terug zou komen, vroeg of laat. Ze zweeg over het feit dat Renzo een vervloekt kind was. Dat was niet nodig om te zeggen. Bovendien probeerde ze dat te vergeten. Want dat herinnerde haar aan haar zwakheid.
Renzo slikte alles in als koek. Hij wist niet beter. Als zijn moeder Voldemort goed vond, dan was Voldemort goed. Als zijn vader vond dat modderbloedjes minderwaardig waren, dan waren ze minderwaardig. Pas toen hij 10 was begon hij een heel klein beetje aan zijn moeders theorieën te twijfelen. Want als die heer Voldemort zo machtig was, waar was hij dan?
Maar de echte twijfels begonnen pas toen hij 11 jaar was en voor het eerst naar Zweinstein mocht.
Reageer (1)
bladwijzer
1 decennium geleden