Foto bij O34. Elisa Romaine

Vlak nadat Cecilia me alleen in het café achter had gelaten trokken Jared en Kim me op een stoel. De rest van het café leek niet eens meer verbaasd door deze actie, wat ook wel logisch was, aangezien ze Jared en Kim vast vaker hadden gezien.
Het viel me op dat ook Embry het café had verlaten om me achter te laten met deze gekken, en een pijnlijke steek in mijn borstkast maakte me duidelijk dat ik hem wel degelijk mocht en, waarschijnlijk nog belangrijker, dat ik naar zijn aanwezigheid verlangde. Ik wilde dat hij hier was, maar ik had hem uitgekafferd en ik had daarna niet op een erg vriendelijke manier op zijn excuses gereageerd. Misschien was het maar goed ook want, wanneer ik hem op afstand hield, hoefde ik niet alweer te verhuizen. En dat was iets wat Cecilia vast ook leuk vond aangezien verhuizen nou eenmaal niet onze hobby was. Het was enkel iets wat er telkens op duidde dat we hadden gefaald.
'Wie was dat?' Vroeg Kim. Ze had haar handen in haar zij gezet en keek me streng aan.
'Mijn zusje, dat wist je toch al?' Zei ik en ze rolde geïrriteerd met haar ogen.
'Jullie lijken niet op elkaar.' Was Pauls constatering. Ik haalde kort mijn schouders op. Ik wist allang dat we niet op elkaar leken, slechts de details duidde op onze familieband. Ik leek op onze vader met zijn blonde haren en blauwe ogen, zij leek op onze moeder, die bruin haar en groene ogen had gehad. Maar desondanks hadden we beiden de zelfde neus; een beetje aan de kleine kant, en een heel klein beetje omhoog staand aan de voorkant. Ook waren er nog kleinere details, zoals de moedervlek achter mijn oor die identiek was aan die achter Cecilia's oor. Nu we elkaar al meer de vijfhonderd jaar kenden, wisten we alles van elkaar. Elk detail, elke karaktertrek, we kenden zelfs elkaars lievelingsgetallen. Die van haar was vierendertig trouwens.
'Nee, goh? Had ik zelf nog niet door joh,' Zuchtte ik sarcastisch en Paul keek me kwaad aan terwijl Jared daarintegen zwak glimlachte. Kim klakte met haar tong om de stilte die er kwam te verbreken.
'En jullie wonen maar met z'n tweeën samen? Zonder ouders?' Vroeg ze. Blijkbaar zou ze haar ondervraging de komende tijd nog even volhouden.
'Onze ouders zijn dood,' Mompelde ik verbitterd. Hoewel het al zo lang geleden was miste ik ze nog steeds. Ze hadden nooit geweten wat er met ons aan de hand was en toen we het zelf hadden ondekt waren we bij ze weg gegaan zonder ze iets te zeggen. We hadden enkel een brief achtergelaten die ze enkel mochten openen vijf jaar na ons vertrek. Onze vader was echter na ons vertrek bijna meteen ingestort, waarna we onze moeder toestemming hebben gegeven, via een andere brief, om de eerste brief te lezen. Terwijl ze hem las hebben we haar in de gaten gehouden, zelfs toen ze, naar onze aanwijzingen, de brief had verbrand, wilden we haar niet achter laten. Maar wederom deden we dit wel. Sinds die tijd was onze zoektocht de meest tragische en effectiefe manier geweest om haar te vergeten. Maar toch.
'Het spijt me, dat wist ik niet,' Fluisterde het meisje. Nou ja, ze was nu tenminste stil. De bel van de deur ging zachtjes op de achtergrond en herrinderde me aan de lievelijke klanken van Cecilia's pianospel. Misschien moest ik, nadat het huis schoon was, een piano voor haar regelen of kopen. Dat zou haar vast en zeker verblijden.
Ik was ze in gedachten verzonken dat ik niet door had dat Embry bij me was komen zitten en met zijn hand voor mijn gezicht zwaaide.
'Leef je nog?' Hij lachte toen hij zag dat ik reageerde en, ookal wilde ik hem het liefst nooit meer zien, was ik blij dat hij er was. Het was een gevoel wat ik niet kon verdringen. Het enige wat ik nog kon, was er niet aan toegeven. En dat zou nog een hele opgave kunnen worden, maar ik moest wel. Juist omdat Embry leuk was, mocht ik dat nooit laten zien. Maar zijn aanwezigheid gaf me een warm gevoel wat ik nooit zou kunnen verbergen.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen