Foto bij I never meant to hurt you - Part 4

Het spijt me dat dit zo lang heeft geduurd. Het was oorspronkelijk mijn bedoeling dit achter elkaar te posten, maar ik had dit deel nog niet geschreven. Toen werd ik ziek en kwamen er nog wat andere dingen tussen; hoe dan ook, hier het laatste stuk.

Hoewel Percy in het verleden al vaker dat gevoel had gehad, was het nu een feit: de regels waren het enige wat hem nog restte. De regels en het Ministry. Daarom klampte hij zich aan die twee dingen vast, zelfs al begon hij er een hekel aan te krijgen. Zijn afkeer voor zowel zijn werkplek als veel van zijn collega’s groeide met de dag en er gebeurden zoveel verdachte dingen op kantoor dat het haast niet viel te negeren, maar hij wilde het niet waar hebben. Hij wilde niet toegeven dat hij een verkeerde keuze had gemaakt, want dan zou hij helemaal met lege handen staan. Het was gemakkelijker om te doen alsof hij het eens was met de acties van het Ministry; alsof hij achter de uitspraken van de Minister stond en alsof de onverwachte ontslagen terecht waren, al hadden die vaak een uiterst vage reden en betroffen ze gek genoeg altijd tovenaars die goede banden hadden met Muggles.
      Zijn moeder kwam naar London. Ze bleef een halfuur lang voor de deur van zijn appartement staan en belde vierentwintig keer aan. Hij telde, maar hij durfde haar niet onder ogen te komen. Pas toen ze weer weg was besefte hij dat ze waarschijnlijk niet was gekomen om nog meer tegen hem te schreeuwen, maar dat ze het bij had willen leggen. Toen was het echter te laat.
      Op de dag van Bills bruiloft deed Percy zijn best om te doen alsof er niets bijzonders aan de hand was. Dat lukte erg goed, tot het moment dat Death Eaters het Ministry binnenstormden. Voor zijn ogen werd Rufus Scrimgeour, die inmiddels Fudge had vervangen als Minister, op brute wijze vermoord. Pius Thicknesse werd naar voren geschoven voor de post, maar hij was niet meer dan een pop, met Death Eaters aan de touwtjes.
      Het was nu niet meer mogelijk om nog langer dingen te blijven ontkennen. Percy werd echter te nauwkeurig in de gaten gehouden om iets te kunnen doen. Hij had zich te lang stil gehouden, en nu zat hij in de val. Hij wist dat hij dapper zou moeten zijn, want hij was tenslotte een Gryffindor, maar hij wilde niet dood. Hij was bang. Hij was doodsbang, dag en nacht, en het was de ergste tijd van zijn leven, vooral omdat hij werkte onder mensen die niet eens meer probeerden te verhullen dat ze slechte dingen deden. Iedere avond als hij thuiskwam voelde hij zich vies en stortte hij neer op zijn bed, waar hij bleef liggen tot hij de volgende ochtend weer op moest staan om zich te fatsoeneren en op tijd op zijn werk te verschijnen, zodat hij niet op zou vallen. Met mensen die opvielen gebeurden slechte dingen. De gedachte dat hij dood misschien beter af zou zijn kwam meer dan eens in hem op.
      Voordat hij er echt iets mee kon doen, lukte het hem echter om contact te leggen met Aberforth Dumbledore, de broer van zijn oude schoolhoofd. Aberforth hield hem op de hoogte van de ontwikkelingen, waardoor hij weer iets had om voor te leven, al voelde hij zich nog altijd nutteloos. Pas in mei kreeg hij eindelijk zelf een kans om iets te doen.
      Hij ging zo snel als hij kon via Aberforths kroeg naar de Room of Requirements. Hij struikelde over zijn eigen voeten in zijn haast en moest zich aan een stoel vastgrijpen om overeind te blijven. Zijn bril zat scheef en toen zijn gehakkel wegstierf merkte hij opeens dat hij een groot deel van zijn familie tegenover stond. Het drong nauwelijks tot hem door dat zijn nieuwe schoonzus en zijn oud-leraar een poging deden om de ongemakkelijke stilte te doorbreken, maar hij kon zijn blik niet afhouden van zijn familie, en zij ook niet van hem. Uiteindelijk hield hij het niet meer en flapte hij er veel te luid uit: “Ik ben zo ongelofelijk stom geweest! Noem me gerust een idioot, een pompeuze streber, een - een -”
      “Een op macht beluste, je eigen familie verloochenende, zwakzinnige hielenlikker van de Minister,” vulde Fred hem aan.
      Percy slikte, maar hij wist dat de woorden van zijn broertje volkomen terecht waren. “Ja, zo zou je het kunnen zeggen.”
      “Nou, ik ben blij dat je het zelf ook inziet,” zei Fred, waarna hij iets deed wat Percy bijna niet kon geloven - hij stak zijn hand naar hem uit. Voordat Percy de tijd had om hier een passende reactie op te verzinnen gebeurde er nog iets wonderbaarlijks: zijn moeder omhelsde hem, zo stevig dat hij haast geen lucht meer kreeg en met hevige snikken. Hij klopte onbeholpen op haar rug, al had het niet veel gescheeld of hij had met haar meegedaan. Wat volgde vergrote zijn schaamte over zijn stomme gedrag alleen nog maar meer, want zonder aarzeling verwelkomden ze hem allemaal terug. De school werd aangevallen door Death Eaters, maar één glorieus moment lang knapte hij bijna van geluk.
      Vol overtuiging dat hij alles aankon samen met zijn familie, stortte hij zich in de strijd. Zij aan zij met de tweeling en talloze andere mensen duelleerde hij tegen gemaskerde mannen die meer groene lichtstralen door de gangen schoten dan er stenen waren gebruikt voor de bouw van het kasteel. Het maakte niet meer uit dat hij zo veel dingen fout had gedaan, want hij was vergeven en hij kon eindelijk iets doen.
      Hij raakte verwikkeld in een duel met de man die voor de afgelopen maanden zijn baas was geweest, en hij was duidelijk aan de winnende hand. In zijn overmoed riep hij uit: “Hallo, Minister! Had ik al gezegd dat ik mijn ontslag neem?”
      De mensen om hem heen lachten, en voor dat ene, breekbare moment was hij echt gelukkig. Het was geen illusie van een gevoel omdat hij dacht dat het zo hoorde, geen toneelspel omdat anderen dat van hem verwachtten, het was gewoon Percy.
      “Dat was een grap, Percy!” riep Fred verwonderd, van waar hij nauwelijks twee meter verderop met een Death Eater vocht. “Dat was écht een grap, Perce… volgens mij heb ik je geen grap meer horen maken sinds -”
      En toen stortte de hemel op hen neer. Een moment lang was hij volkomen gedesoriënteerd, maar toen besefte hij dat een deel van het kasteel ingestort moest zijn. Hij was op zijn rug op de grond beland, maar had verder bijna niets. Hoestend en knipperend tegen de stofwolk die de explosie had veroorzaakt krabbelde hij overeind, maar hij struikelde bijna over iemand die nog op de grond lag. Fred.
      Daar lag Fred, tussen de brokstukken. Hij deed geen poging om op te staan.
      De rest van het gevecht was een lange waas van kleuren en geluiden. Hij voelde niets behalve een verblindende, brandende woede en hij lette nergens op behalve de bewegende doelwitten. Hij herinnerde zich vaag dat zijn vader hem op een gegeven moment zelfs iets toeriep over roekeloosheid en voorzichtig zijn, maar hij luisterde niet. Het kon hem ook niet schelen. Als hij deze wereld zelf zou verlaten, zou hij in ieder geval geen familieleden hoeven te begraven.
      Maar hij ging niet dood. Misschien had hij die gemakkelijke uitweg niet verdiend; het was een veel ergere straf om te blijven leven, om de pijn en het verdriet van zijn moeder, zijn vader, George en al die andere mensen te moeten aanzien, en te beseffen dat het zijn schuld was. Als hij Fred had weggeduwd, als hij Fred niet had afgeleid door zijn stomme gedrag, als hij op Freds plaats zou hebben gestaan, als hij sneller zou hebben gehandeld - hij kon ontelbaar veel manieren verzinnen waarop het anders had kunnen lopen, maar het was te laat. Hij wist dat het zijn schuld was, en dit keer wist George het ook.

      Percy werd nooit een gelukkige man. Hij kreeg een prima baan op het hervormde Ministry, hij had een mooie woning, trouwde met een lieve vrouw en werd de vader van twee prachtige dochters die hij iedere avond vertelde hoe trots hij op ze was, maar hij was niet gelukkig, want hij kon zijn schuldgevoel nooit van zich af zetten. Hij mocht niet gelukkig zijn, want dat had hij niet verdiend. Hij wist echter dat de mensen om hem heen dat wel waren, en dus was hij tevreden. Dat was meer dan waar hij ooit op had durven hopen.

Reageer (21)

  • Escritura

    No my baby. D: This is so ssad...
    Wel geweldig goed geschreven.

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen