Foto bij O3O. Elisa Romaine

Zenuwachtig tikte ik op de mahoniehouten tafel. Ik wist dat het onzinnig was om me druk te maken om Cecilia, maar ik kon het niet tegen houden. Paul legde zijn hand op de mijne en zorgde er voor dat ik stopte met tikken. Hij keel me strak aan en ik knikte kort.
'Jij kent Embry toch?' Vroeg hij. Ik keek zwijgend weg, maar ik zag nu wel waarom hij dat vroeg. Embry stond voor het raam en staarde me aan. Oh nee hé!
Embry zag -natuurlijk- dat ik hem op gemerkt had en kwam naar binnen lopen. Paul lachte breed maar me en het bloed steeg naar mijn wangen. Waarom moest Embry nou weer hier heen komen? Kon hij me niet gewoon even met rust laten?
'Elisa. Het spijt me,' Zei hij. Nou ja, hij viel wel meteen met de deur in huis. 'Ik was een idioot, ik ben een idioot, maar vergeef me alsjeblieft.' De jongen keek me smekend aan, zijn blik brak me. Niet persé omdat het Embry was, maar omdat Jonathan jaren geleden ook die blik had gehad toen ik hem afwees. En toen had ik hem vermoord. Dat mocht niet ook bij Embry gebeuren en dát was de reden dat ik niet wilde dat hij zo keek. Ik draaide mijn hoofd weg, omdat ik diep van binnen wist dat dit niet de reden was. De reden was dat ik, binnen een dag, gehecht aan hem was geraakt. Zoals je gehecht raakt aan een gewonde hond, die telkens achter je aan hinkt, zoiets. Maar dan anders.
'Het is goed Embry, maar laat me gewoon met rust.' Fluisterde ik. Ik wist gewoon dat er nu een aandoenelijke glimlach op zijn gezicht verscheen.
Noem me maar onoplettend, maar ik had nu pas door dat Paul weg was gelopen. Ik zuchtte diep en keek naar buiten. Toen ik Cecilia's sneakers langs het hek van het terras zag bewegen sprong ik op.
'Sorry jongens, Cecilia is er.' Snel liep ik het café uit.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen