O22. Elisa Romaine
Embry zette me voorzichtig neer op het natte zand van het kleine strand. Boven ons was de lucht donker en de wolken kwamen samen, klaar om zich leeg te gaan storten.
'Embry, het gaat zo regenen.' Fluister ik maar de jongen trekt me lachend op de grond. Hij kijkt me aan en ik draai mijn hoofd zwijgend weg. De blik in zijn ogen deed me pijn, het was de blik die ik al zo veel vaker had gezien. Puppyliefde, gosh, had ik weer. Ik stond snel op en begon met grote passen weg te lopen. Embry stond natuurlijk ook meteen op en had me al snel ingehaald. Hij ging voor me staan en keek me werkelijk gekwetst aan.
'Elisa, wat is er?' Vroeg hij en ik keek naar de grond.
'Niets.' Ik begon weer te lopen. Ik wilde zo snel mogelijk bij hem weg, terwijl ik ondertussen allerlei excuses begon te bedenken. Ik wilde hem geen pijn doen, maar misschien was een klein beetje pijn wel goed. Dan zou hij me vast wel met rust laten.
'Het ziet er niet uit als niets!' Riep Embry me na en hij rende weer naar me toe. Hij hield mijn linkerpols stevig vast en keek me wanhopig aan.
'Embry!' Riep ik kwaad uit. Driftig probeerde ik mijn arm los te krijgen maar het leek er niet eens op dat ik los zou komen. Alsof de wolken mijn gevoel hadden geraden begon het plots heel hard te regenen. 'Embry, laat me gaan, ik wil naar huis!' Ik begon nog harder mijn best te doen om los te komen, maar het was allemaal tevergeefs.
'Elisa, wat is er mis?' Embry probeerde me aan te kijken, maar ik verzette me meteen. Ik wist dat als ik in zijn ogen zou kijken, dat ik toe zou geven. 'Elisa, alsjeblieft?' Hij keek me smekend aan.
'Embry, je gelooft nog in sprookjes, maar ik zal het je even duidelijk maken. Ik wil niets met je te maken hebben, dus laat me voortaan gewoon met rust.' Ik wist dat hij het niet op zou geven, maar zijn greep verzwakte. Ik kon mezelf los krijgen en ik rende meteen weg terwijl de regen mijn haren aan mijn hoofd vast deed plakken en mijn tranen verborg. De pijn in Embry's blik, het deed mij ook pijn. Hij legde zijn hand nog op zijn schouder, dus sloeg ik hem met mijn vlakke hand in zijn gezicht. Verbaasd bleef hij staan, terwijl ik weg vluchtte. Het was raar hoe iemand die ik slechts een dag kende zo aanhankelijk kon zijn.
Er zijn nog geen reacties.