A midautumn night's dream.
13 oktober 1592, Globe Theatre, London
Het doek sloot zich voor me. Ik zuchtte diep. Het publiek had een daverend applaus gegeven en ik had het podium op gemoeten om het in ontvangst te nemen. Normaal deed ik dit heel graag, maar nu… liever niet. Ik had het toneel speciaal voor mijn overleden zoon, Hamnet, geschreven, en wou op dit moment niks liever dan naar mijn vrouw en dochters gaan. Ze waren vanavond speciaal helemaal van thuis per koets naar hier gekomen.
Ik had toen ik net op het podium had gestaan snel door de zaal gekeken, maar op de plek waar zij hadden moeten zitten stonden drie lege stoelen. Ik had mezelf maar wijsgemaakt dat ze al op weg waren naar mijn kamertje achter in het theater, maar het nare voorgevoel dat er iets met ze gebeurd was stak zijn kop weer op…
30 september 1592, 02:00, Williams Shakespeare’s dromen
Ik kan in het zwakke schijnsel van twee lantaarns nog maar net de vage contouren van een koets ontwaren. De paarden hadden moeten stoppen voor een omgevallen boom die de weg versperde, en ik kon de man die de koets bestuurde luid en duidelijk horen mopperen: blijkbaar moesten de 3 vrouwen die in zijn koets waren zo snel mogelijk in Londen zijn. Ik stapte dichterbij om zijn gezicht beter te kunnen bestuderen. Het was een man van ongeveer mijn leeftijd, en hij had een paar felblauwe, diepliggende ogen, waar ik spontaan de rillingen van kreeg. Het had iets… gevaarlijks. Hij had ook een litteken over zijn linkerwang lopen, en zijn mond trok omlaag in een chagrijnige bui. Terwijl ik doorstapte –voorzichtig om niet ontdekt te worden– knapte er luidruchtig een tak onder mijn voet. Het verbaasde me dat de man niet omkeek om te zien waar het geluid vandaan kwam.
Ineens gebeurde er vanalles tegelijk: de paarden renden ervandoor, de koetsier schreeuwde zo hard dat het door merg en been ging, en een vrouw kwam de koets uit. Met een schok besefte ik dat het Anne was, mijn vrouw! Ik rende schreeuwend op haar af, roepend dat ze terug de koets in moest, dat het niet veilig was. Het leek alsof ook zij me niet hoorde. Plotsklaps zakte ze ineens op de grond. Ze was dood. Achter haar stond de koetsier.
Ik werd wakker. Badend in het zweet. Ik veegde met de rug van mijn hand over mijn voorhoofd, en keek opzij. Anne lag er nog, veilig en wel. Gelukkig maar.
13 oktober 1592, Globe Theatre, London
Iedereen wilde me feliciteren met mijn succes. Ik moest de vragen van journalisten beantwoorden en poseren voor de krant, waardoor ik pas twee uur na het einde van de voorstelling in mijn piepkleine kamertje kwam. Ik was moe en humeurig. Ik had Anne, Susanna en Judith nog niet gezien, en dat maakte me nog onrustig ook. Ik zag dat er een vrouw mijn bed stond op te maken, maar toen ze zich omdraaide, zag ik dat het Anne was. Ik liep naar haar toe, en gaf haar een kus op haar hand. ‘En wat vond je van de voorstelling?’ vroeg ik haar. ‘Het was heel mooi. Ik weet zeker dat Hamnet het gewaardeerd zou hebben. En de meisjes vonden het allemaal prachtig.’ Tegelijk wierpen we een blik op mijn bed, waar Susanna en Judith vredig lagen te slapen. ‘Ze waren moe’, fluisterde Anne. Ik gaf haar een zachte kus op haar lippen. ‘Ik heb je gemist’, zei ik haar. ‘Ik jou ook, William. Ik jou ook’, zei ze me. We stonden daar even in stilte, liefdevol naar elkaar te kijken. Mijn gedachten vlogen af en toe naar Hamnet, en ik wist dat de hare dat ook deden. We hoopten allebei dat hij vrede had, en genoten echt van het leven. Want voor je het wist was het over…
Reageer (2)
Shakespeare rocks.
1 decennium geledenPrachtig, heel prachtig
1 decennium geledenxx