Foto bij O18. Elisa Romaine

28 Maart 2008

Het grote huis was kil en leeg zonder Cecilia. Het zou wel wennen, het wende uiteindelijk altijd wel, maar dat maakte het voor nu niet veel prettiger. Onderweg had ik nog bruine verf gehaald en met vier potten verf liep ik naar mijn kamer. Als deze gedaan was voelde het vast en zeker al wat huiselijker. Ik opende de lade van mijn kast en kleedde me om. Een simpel wit shirt en een oude broek, mijn haar in een hoge paardenstaart en het maakte me niets meer uit als ik verf zou gaan morsen. Het duurde even, maar toen waren bijna alle meubels in de gang gezet. Alleen het pad naar de trap was nog vrij, maar de rest was volgebouwd. Het enige probleem was het grote tweepersoonshemelbed dat in mijn kamer stond. Ik schoof hem naar het midden van de kamer en vond het wel goed. Met witte verf bedekte ik de vieze rode muren heen, tot deze niet meer zichtbaar was. Het blauwe vogeltje verscheen weer voor mijn raam toen ik zacht begon te zingen en ik liet hem maar binnen. Misschien had ik gewoon behoefte aan gezelschap. De aanwezigheid van het vogeltje vrolijkte me wel op. Ik zong telkens een melodietje, en het vogeltje floot met na. Ik maakte het steeds moeilijker voor het beestje, maar het lukte hem telkens weer. Het was een onzinnig klein spelletje wat mijn gedachten bezig hield terwijl ik rozen op de muur schilderde. Ik begon met een paar takken vanaf de hoek van de muur, die ik liet eindigen in drie takken die allemaal een roos aan het uiteinden hadden. Toen ik er een blaadje bij wilde schilderde hoorde ik de deurbel gaan. Het vogeltje vloog geschrokken weg.
'Pino?' Noemde ik zijn naam nog. Zo had ik hem genoemd, aangezien hij een naam had verdiend. Erg origineel was het niet, maar hij leek er op te reageren, meestal dan.
Ik wilde dat ik ook zo weg kon vliegen wanneer ik bang was, maar ik kon niet wegvliegen voor mijn eigen gedachten en herinderingen. Ze zouden me blijven achtervolgen. Met tegenzin slenterde ik naar de deur toe. Toen ik de deur opende werd ik begroet door de stralende glimlach van Embry.
'He Elisa.' Lachte hij vriendelijk.
'Hoi stalker.' Van de valse toon die ik in mijn stem had willen hebben, was niets te horen.
'Da's ook niet erg vriendelijk.' Mopperde Embry, hoewel hij fronste lachte zijn ogen me nog steeds toe. Mijn blauwe vogelvriend ging op Embry's schouder zitten en Embry floot naar hem. Ik dwong mezelf om wat aardiger zijn tegen deze man, Pino keurde hem namelijk goed, dus slecht kon hij nooit zijn. En daarbij, ik kon Embry niet eeuwig ontlopen.
'Wil je wat drinken?' Stelde ik voor. Embry wandelde naar binnen.
'Graag.' Was zijn antwoord. Ik floot zacht naar Pino, die mijn deuntje herhaalde. Een glimlach sloop op mijn gezicht.

Reageer (1)


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen