Carrot 3
Het is nog harder gaan regenen als vanochtend. Langzaam fiets ik de straat uit. Ik hoor geluiden die heel ver weg lijken, maar waarschijnlijk toch dichtbij zijn. 'Ik heb mijn vinger in mijn keel gestoken.' Gek, hoe makkelijk het was en dat het me toch een goed gevoel kon geven. Voor het eerst sinds lange tijd had ik weer een beetje controle over de puinzooi in mijn hoofd. Zonder na te denken waar ik heen wil, sla ik af. Het is fijn om in beweging te zijn. Ik was nog wat met Laura gaan drinken, en het was zo warm in het café. Ik besluit te gaan pinnen, dan kan ik naar de bioscoop ofzo. Maar mijn pinpas weigerd maar saldo er vanaf te halen. U heeft niet genoeg saldo. Ik kijk naar het kleine zwarte schermpje. Raar, zou mam mijn zakgeld nog niet gestort hebben? 'Schiet eens op,' hoor ik een man achter me zeggen. 'Sorry,' mompel ik en kijk achterom. Een oude man in een lange regenjas kijkt me boos aan. Daarachter staat een vrouw die doet alsof ik haar hele leven verpest heb. En daarachter staat een jongen met een grijs joggingpak en een zwart petje. Snel trek ik het pasje uit de automaat en stap weer op mijn fiets. Ik krijg het koud als ik door de straten van Amsterdam fiets. Ik bibber, rechts, links, rechtdoor. Pas op het allerlaatste moment beslis ik eigenlijk welke straat ik in wil. Na een halfuur voel ik mijn handen niet meer. Rechts van me verschijnt het grote bekende hek, de ingang van het Vondelpark. Ik stuur het park in, en stap af. Met de fiets aan mijn hand loop ik over de paden. Het is doodstil in het park. Na een tijdje kom ik bij een bankje. Ik veeg een hoop natte blaadjes van de zitting en ga zitten. Voor een moment voel ik me gelukkig. Het geluid van mijn mobieljte komt uit mijn tas. Ik laat hem overgaan. Maar als ik nog eens gebeld wordt, pak ik mijn Iphone uit mijn tas. Toen bedacht ik me weer wat er een week geleden was gebeurd. Er kwamen weer tranen, ik duwde ze weg. Hard sla ik met mijn hand op het bankje. Snel draai ik hem om. Mijn hand tinteld, maar ik ben teleurgesteld dat ik geen bloed zie. Als ik opkijk zie ik iemand staan. Een man in een grijs jogginpak met een zwart petje. Hij slentert al een tijdje aan de andere kant van het pad heen en weer. Eerst dacht ik dat hij aan het uitrusten was, maar daarvoor bleef hij te lang staan. Alsof hij te veel zijn best deed om niet op te vallen. Ergens verwachte ik dat hij weg zou lopen, maar dat deed hij niet. Het maakte me bang. Er komt een beeld in mijn hoofd. De rij, de rij bij de pinautomaat, daar had ik hem gezien. Onrustig sta ik op. Mijn koude lichaam wil niet bewegen. Heel langzaam haal ik uit naar mijn fiets. Ik loop naar rechts, de jogger gaat ook naar rechts. Volgt hij me nu? Als ik wegfiets, en me achtervolgd, weet hij waar ik woon. Kippenvel kruipt over mijn armen. Wat moet die engerd van me? Zou hij soms denken dat ik een miljoen van de bank heb gehaald? Wil hij nu mijn portomonee jatten? Ik duik achter een grote groep Japanners, en langzaam loop ik met hun mee. Ik slenter achter hun aan, en als ik achterom kijk, is de vreemde man verdwenen.
Reageer (6)
Suppeeer hou er van
6 jaar geledenVerderr!!
1 decennium geledenSnel verder Vera
1 decennium geledenmandy spaced ff haha
1 decennium geledensnelverder
huuuh eng, wie is toch die man??? spannenddddddddddd, wie o wie o wie o wie is het toch!!
1 decennium geledenSnel verderrrr