Proloog
13 Juli 1491
Elisa keek over haar boek heen naar haar jongere zus, wiens vingers over de toetsen van de piano vlogen. Cecilia was altijd al muzikaal geweest en stond erom bekend de mooiste muziekstukken op haar piano te kunnen spelen. Haar schoonheid en talent hadden haar vele aanbidders vergaard, net zoals Elisa, die bekend stond om haar intelligentie en schoonheid. Toch hadden ze beiden nog niet met een huwelijk ingestemd, tot teleurstelling van hun ouders, die al vele rijke en geschikte kandidaten hadden voorgesteld.
“Waar denk je aan?” Elisa schrok op uit haar gedachten en keek op naar haar zus die zich met een glimlach van de piano had omgedraaid.
“Niets bijzonders,” zei ze, terwijl ze haar blik weer naar haar boek verplaatste. “Cecil, denk je dat hij ooit komt? De ware?”
Haar zusje dacht kort na en haalde toen haar schouders op. “Uiteindelijk.” Zei Cecilia en ze glimlachte. “Maar echte liefde vergaat niet, dat maakt het speciaal.”
Elisa knikte en zuchtte dromerig. “Ik hoop maar dat hij snel komt.”
Voordat Cecilia een antwoord kon geven werden ze onderbroken door een oude man in pak, hij schraapte zijn keel en maakte een buiging. “Er zijn twee jongemannen voor jullie bij de deur, moet ik ze doorlaten?”
Elisa keek haar zusje vragend aan.
“Ik heb niemand uitgenodigd, waarom ga je er altijd vanuit dat ik het ben?” riep deze beledigd uit.
Haar zus schudde lachend haar hoofd en knikte naar de butler als teken dat hij de jongens mocht binnen laten. Niet veel later kwam de man weer terug en hield de deur open voor twee jongens, beide zagen er zeker uit, tot arrogantie aan toe.
De oudste van de twee stapte naar voren en schonk Elisa een charmante glimlach. Ze hoorde Cecilia grinniken en zuchtte. “Ik ben gekomen om de schone dame Elisa de eer te geven om mijn vrouw te worden.”
De jongere broer stapte op zijn beurt op Cecilia af en herhaalde zijn broers woorden met al even veel arrogantie. Vanuit haar ooghoeken keek Cecilia naar haar zus, die haar een kort knikje gaf. Hierop stond ze op en glimlachte naar beide jongens. “Ik en mijn zuster moeten met alle spijt jullie aanbod afwijzen, we zouden jullie willen – ”
Maar Cecilia kreeg niet de kans om uit te praten aangezien de oudste broer al een stap naar haar toe had gezet en haar woedend in de reden viel. “Afwijzen? Hoe durven jullie ons af te wijzen?” Hij zette nog een stap naar voren waardoor hij nu vlak voor haar stond. Cecilia kon zijn warme adem op haar huid voelen en werd nat van het speeksel dat bij elk woord uit zijn mond vloog. “Jullie zullen spijt krijgen.” Mompelde de jongen, voordat hij zich omdraaide en de kamer uit stampte, op de voet gevolgd door zijn broer.
De zussen zaten 's avonds in de woonkamer. "Wat denk je dat ze bedoelden?" Vroeg Elisa en ze verschoof een paar centimeter op de bank.
Cecilia keek verward op.
"Wie?" Vroeg ze.
"Die jongens, ze zeiden dat we spijt zouden krijgen." Verklaarde ze, doelend op de eerdere gebeurtenis van die dag. Haar zusje dacht even na en haalde toen haar schouders op.
"Geen idee, maar wat willen ze doen?" Ze keken elkaar even aan en gingen toen beiden verder met wat ze eerder deden. Toch twijfelden ze allebei nog even. Cecilia plukte aan haar roze jurk, zoals ze altijd deed wanneer ze na dacht.
Toen er op de houten deur werd geklopt keken de zussen elkaar aan, voor ze toestemming gaven om binnen te komen. Gelukkig was het enkel hun butler, met een oude vrouw in zijn kielzog. Iets aan de vrouw trok de aandacht van Cecilia, die een fantastisch oog voor detail had, en dat waren haar bruine ogen. Dezelfde kleur bruin als ze al eens eerder had gezien. Ze herinnerde zich alleen niet waarvan.
"Zou ik de dames alleen kunnen spreken?" Vroeg de vrouw, met een krakende stem. De meisjes keken elkaar even kort aan, Cecilia knikte.
"Tuurlijk, waarom niet?" Zei Elisa. Ze glimlachte zo lief en beleefd als alleen zij kon. De butler knikte en liep de kamer uit. De kreupele vrouw rechtte plots haar rug. Haar bruine ogen kregen een akelig enge glans.
"Ik hoorde dat jullie vanmiddag allebei een aanzoek hebben gekregen." Cecilia stapte naar de vrouw toe.
"Dat klopt kent U-" Ze kon haar zin niet af maken, de vrouw onderbrak haar en Cecilia herkende de ogen, de zelfde ogen als de jongens van die middag.
"Het was géén vraag. Ik weet dat jullie mijn zoons af hebben gewezen. Nu stel ik jullie wel een vraag. En dat is, wáárom?" De vrouw klonk verassend fel en Cecilia liep meteen naar haar zus toe, die totaal verstijfd alles in de gaten hield. Langzaam schreed ze naar voren.
"Mevrouw, het is niet dat we uw zoons niets vinden, maar wij wachten beiden op de ware." Deelde ze beleefd mee. Een dromerige glimlach sierde haar roze lippen. De vrouw pikte dit niet en draaide zich om.
"Jullie willen wachten op de ware, fijn! En wachten zullen jullie! Jullie zullen wachten!" Gilde ze voor ze de kamer verliet. De zussen wisten nog niet wat het betekende, maar het was niet goed.
Reageer (2)
Geweldig geschreven. Ze worden waarschijnlijk behekst.
1 decennium geledenJe krijgt een kudo.
Dit is gewoon echt prachtig geschreven..
1 decennium geledenjust wow...
I'm speechless ;o
snel verder!!!!