Foto bij No-man's land



"War can so easily be gilt with romance and heroism and solemn national duty and patriotism and the like by persons whose superficial literary and oratorical talent covers an abyss of Godforsaken folly."
~George Bernard Shaw

“Hey Johan, we hebben weer zo'n jonge idioot erbij gekregen.”
Johan keek op van zijn houtsnijwerkje. Hij werd steeds beter, het leek vaag op een auto. Eerdere pogingen hadden meer op mislukte kubussen geleken. Met een beetje fantasie kon je er zelfs een Ford in zien. Johan wilde een Ford. Hij zou er waarschijnlijk nooit een kunnen kopen, maar een beetje hoop kon nooit kwaad.
“Alweer? Je zou denken dat ze de hints inmiddels door zouden hebben... Hoe oud?”
“Geen idee. Zestien, denk ik. Misschien zeventien. Ik snap niet hoe hij door de keuring is gekomen.”
“Pfff, haal eens diep adem.” Rolf haalde diep adem. Alleen deed hij dat zoals gewoonlijk door zijn mond, waardoor hij niet meer rook dan normaal. Na een boze blik van Johan haalde hij nogmaals adem, deze keer door zijn neus, en begon gelijk te kokhalzen.
“Jij wint.” Steunend op de muur van de bunker probeerde Rolf te bekomen van de geur.
“Hoeveel liggen er in godsnaam?”
“Duizenden? Tienduizenden?” Johan zette zijn auto op zijn tafel en deed alsof hij ermee rondreed, terwijl hij autogeluiden maakte. Rolf staarde hem aan alsof hij gek was, dus hij hield al snel op.

Er weerklonk een diep gedreun boven hen en stof dwarrelde naar beneden. Het gedreun hield aan. Er kwamen meer mensen de bunker in rennen, sommige schreeuwend, anderen rustig. Johan herkende sommige van de rustigen. Net als hij hadden ze dit al heel vaak meegemaakt. Rolf keek naar alle gezichten, sommigen bang of ongerust, maar ook een aantal die volstrekt leeg waren. Zielloos. Hij wierp een blik opzij.
“Soms vraag ik me af waar we voor vechten. Het was iets ingewikkelds, dat weet ik wel.”
Johan legde de laatste hand aan de koplamp die hij aan het verbeteren was voordat hij antwoordde:
“Nou... Iedereen was vriendjes met iedereen, wat het geweldige plan was om oorlog tegen te houden. Toen werd iemand vermoord, en voor je het weet staat iedereen met de geweren op elkaar gericht. Natuurlijk denken alle partijen ook nog eens dat ze voor kerst thuis zijn.” Na een korte stilte voegde hij daar nog eens droog aan toe: “Ik hoorde ook nog iemand beweren dat het komt doordat een Oostenrijker de prins van Frankrijk vermoordde.”
Rolf keek even verbluft en barstte toen uit in lachen, ondanks de situatie. Verschillende mensen in de bunker keken hun kant uit en sommigen liepen wat dichterbij om te luisteren wat er aan de hand was.
“De prins van Frankrijk? Frankrijk heeft al tijden geen koningen meer. Wat een idioot!” Johan knikte kort als antwoord en pakte zijn houten auto weer op. Hij tikte vergeefs een paar keer tegen de lamp die op het tafeltje stond te branden, maar het werd niet bepaald helderder.

“Weet je, ik was er al in het eerste jaar van de oorlog. Ik deed mee voor de heldendaden, de glorie en eer.” Johan klonk verbitterd. Rolf keek hem onderzoekend aan, en de meeste mannen in de menigte om hen heen deden hetzelfde. Johan was een van de langst dienende soldaten in hun regiment. Hij had ontelbaar veel charges overleefd. Rolf kende inmiddels zijn geheim en was er zeer dankbaar voor: Zonder Johan was hij vast en zeker allang gestorven en lag ook hij weg te rotten in het niemandsland. De meeste mannen kenden Johan wel, de grote, vrolijke man die eeuwig in de weer was met zijn houtsnijwerkjes. Maar het was zeer zelden dat hij zo bitter klonk.
“De keizer beloofde ons dat we thuis zouden zijn voor kerst. We zouden die Fransen even snel een lesje leren. Het werd een gigantische puinzooi. We zitten nog steeds in die verdomde puinzooi. Honderden, duizenden sterven voor een paar meter. Waanzin. Ze kunnen je honderden mooie redenen geven, dat we vechten voor de eer van de keizer of iets dergelijks, maar als je ze hierheen zou brengen, dan weet niemand meer waarvoor we vechten. Het eerste jaar, met kerst, hebben we zelfs een klein feestje gebouwd met de Britten. Zij zijn net als wij, Rolf. Ook de Fransen, de Turken, de Russen. Allemaal hetzelfde. Ze zitten hier vast en kunnen niet weg.”
Rolf keek om zich heen. De soldaten keken bedrukt. Hij wilde dat hij iets kon zeggen om ze op te beuren, maar hij wist niks. Johan had gelijk.

“Jij bent soldaat Otto, nietwaar?” Johan keek argwanend naar de jóngen die voor hem stond. Welke blinde had hem langs de keuring gelaten? Hij had niet eens haar op zijn bovenlip! Het joch salueerde naar hem en riep “Ja korporaal!”. Johan wuifde het weg.
“Ik hou daar niet zo van. Is nergens voor nodig.” Otto zakte terug naar een normale houding maar bleef ongemakkelijk kijken.
“Hoe oud ben je?”
De jongen keek weg en mompelde “18, korporaal.”
Johan lachte schamper. De jongen keek betrapt, maar zei niks. Johan diepte zijn veldfles op uit zijn jas en nam een klein slokje. Zijn veldfles was altijd vol en hij had altijd sigaretten. Zijn vermogen om aan die twee kostbaarheden te komen waren legendarisch.
“Luister jongen, ik weet niet waar ze je hoofd mee vol hebben gestopt thuis, maar dit is geen speeltuin. Er is geen eer en glorie hier. Alleen een heleboel kogels, artilleriegranaten en een speciaal parfum gemaakt van in modder gedrenkte lijken. Ga naar huis. Dit is geen plek voor jou.”
De jongen sloeg zijn armen over elkaar en keek koppig terug.
“Dat ga ik niet doen. Het is mijn plicht als trotse Pruisische man om te vechten voor mijn vaderland!”
Johan wreef zuchtend over zijn voorhoofd. Hoe vaak had hij een dergelijk gesprek al gevoerd?
“Je vaderland is een behoorlijk eind hiervandaan. En dat land is niet zo nobel als je denkt. Niet meer of minder nobel dan de andere landen hier. We zijn allemaal mensen. Hoewel sommigen die titel bijna niet verdienen.” Johan snoof minachtend. Hij herinnerde zich de eerste aanvallen met gifgas nog. Hij schaamde zich soms diep voor zijn landgenoten.
“Onzin! Bovendien staat het recht aan onze kant!” Johan keek hem met opgetrokken wenkbrauw aan.
“En wat is het rechtvaardige aan deze oorlog?”
Hij moest Otto al snel onderbreken, nadat deze was losgebarsten in een passievolle preek vol namen van landen en mensen, waarbij Johan al snel de draad kwijtraakte.
“Dat was een retorische vraag! Bovendien, iedereen weet dat deze oorlog is begonnen doordat de prins van Frankrijk vermoord werd...” Hij grinnikte toen de jongen snel begon te vertellen hoe daar geen hout van klopte. Hij deed zijn mond open om Otto nogmaals ervan te overtuigen om naar huis te gaan, toen een signaal weerklonk en een groot aantal soldaten uit de bunker stroomden. Er weerklonk een diep gerommel vanaf de andere kant van het niemandsland. De beschieting voor deze aanval was begonnen. De loopgraven om hen heen liepen helemaal vol. Ergens in de verte zag hij Rolf en hij zwaaide even. Hij maakte zich niet druk om hem. Rolf had zijn lessen goed geleerd. Hij maakte zich meer zorgen om de mensen om hem heen, vooral om deze jongen hier naast hem. Veel van hen zouden zich bij de rottende lijken in het niemandsland voegen. De soldaten controleerden hun geweer en wachtten toen gespannen en in stilte op het volgende signaal. Een van de soldaten naast hem tikte Johan op zijn schouder.
“Veel geluk.”
Johan klopte de soldaat op zijn schouder en knikte bemoedigend. De bitterheid van een paar uur terug was van zijn gezicht en uit zijn stem verdwenen. Hij gedroeg zich weer vrolijk en probeerde de soldaten om hem heen moed in te spreken, hopend dat het hen zou helpen om hun geest intact te houden en levend terug te komen.

Na wat uren leken hield de artillerie op met schieten. Na een korte pauze klonk een fluitsignaal. De soldaten klommen uit de loopgraven en renden schreeuwend naar voren. Sommigen riepen strijdkreten en weer anderen schreeuwden gewoon uit pure angst. Er klonken schoten en machinegeweren barstten los. Johan en Otto renden ergens in het midden. Het was ongeveer honderd meter naar de overkant, maar na dertig greep hij de jongen en trok hem een krater in en duwde hem tegen de grond.
“Liggen!”
Overal om hen heen renden soldaten naar voren, recht in de wachtende vuurwapens en bajonetten. De weledele generaals van de verschillende landen waren qua tactiek nog niet veel verder gekomen dan 'zo veel mogelijk mensen in zo kort mogelijk tijd naar voren sturen en hopen dat we meer mensen hebben dan dat zij kogels hebben.'
Het was waanzin. Maar het joch trok zich van hem los en keek hem boos aan.
“Wat doe je? Wij moeten mee aanvallen!” Hij maakte aanstalten om weer op te staan, maar Johan trok hem aan zijn broeksriem omlaag. De jongen worstelde zich bijna los, maar een andere soldaat, die ook net de krater in dook, trok hem ook terug. Johan knikte kort naar zijn collega.
“Het enige wat er gebeurt als je daar naar voren stormt, is dat je dood gaat.”
“Ik ga niet als een lafaard hier liggen wachten!”
“Waarom niet? Beter laf dan dood!” Een kogel sloeg in tegen de rand van de krater, en spatte hen onder met modder.
“Nee! Beter eervol leven dan bang in een hoekje sterven!” In een miliseconde was Johan naar voren gekropen en had de jongen een klap in zijn gezicht gegeven.
“Het is eervol sterven en bang leven!” Hij stak twee handen in de modder en woelde rond tot hij iets vast voelde, wat hij met moeite naar boven trok. De andere soldaat hielp hem mee. Het was een lijk. Hij kon niet herkennen of het een Brit, Duitser of Fransman was, maar dat maakte ook helemaal niet uit. Samen trokken ze het lijk uit de modder en hij gooide het naar Otto, die verschrikt wegkroop van het rottende lichaam.
“Kijk! Het hele veld ligt er vol mee! Mensen sterven bij de bosjes voor een paar meter land! Wil je je daar echt bij voegen?”
Even leek het alsof het hem zou lukken. Maar het gezicht van de jongen verhardde en hij stond op. Zoals alle jonge jongens zat zijn hoofd vol ideeën over eer en lafheid, nutteloze zaken als het op een echte oorlog uitkwam. Hier telde alleen overleven en dat was meestal vrij eerloos. Met het geweer in zijn handen geklemd rende de jongen naar voren, samen met de soldaten die nog steeds uit de loopgraven stormden. Johan zuchtte diep.

Samen met de andere man bleef hij daar zitten tot de avond viel. Er viel een gewonde man in hun krater, die ze samen zo goed ze konden verzorgden. Met zijn drieën deelden ze de veldfles met drank van Johan om warm te blijven, voordat ze moeizaam aan de terugtocht begonnen. Ze zetten de gewonden overeind, spoorden ze aan om mee te lopen en namen ieder een zwaargewonde die niet meer kon lopen mee. Onderweg pikten ze nog een aantal soldaten in shock op, die ze ook mee namen. Uiteindelijk kwamen ze terug in de loopgraven. Ze leefden nog. Voorlopig.

Reageer (3)

  • Escritura

    Really god job. I am surprised. ^^

    1 decennium geleden
  • Sid

    Mooi geschreven :Y)

    1 decennium geleden
  • Yoda

    It's really good :Y) I like it.

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen