12
‘Je zou denken dat een normaal mens het hier koud had, maar ik heb het wel lekker.’ Kwam Evalinde
‘Dat komt omdat jullie geen mensen zíjn.’ Een schaduw bewoog achter de bomen, langzaam kwam iets op ons af.
‘Jullie zijn net zoals ik,’ Een man met een grote capuchon kwam uit de schaduw lopen.
‘O, en wat zijn wij dan wel?’ Zeg ik arrogant.
‘Ik mag zulke mensen wel. Goed ik geef antwoord op je vraag.’ Hij sloeg zijn kap naar achter, geschrokken stapte ik achteruit. De man had een smal gezicht, met lang zilverachtig stijl haar. Een paar lange punt oren maakte duidelijk dat hij geen mens was.
‘Ik ben een elf, net als jij en je vrienden.’ Hij gebaarde met zijn hand naar ons.
‘Maar ik heb, anders tot jou, geen punt oren.’ Hij lachte,
‘Nee, jullie hebben al vrij jong jullie menselijke gedaante aangenomen. Ik kan leren hoe je naar je werkelijke vorm gaat, maar dan moeten jullie me helpen om onze vijand uit te schakelen.’
‘En waarom zouden wij dat doen.’
‘Ze is een moordenaar, ze dood onze mensen, onze kinderen! Alle Faeries zijn zo.’ Siste hij tussen zijn tanden door,
Geschokt door die uitbarsting keek ik rond,
‘Als zij jullie aanvalt dan mogen jullie dat terug doen.’ Zei ik simpel weg, daarna draaide ik me om.
‘Wat willen jullie.’ Vroeg ik aan mijn vrienden,
‘Graag.’ Riepen ze in koor, ik draaide me om.
‘Dat is een deal.’ De man knikte,
‘Mooi,’ Hij ging verder ‘We zijn al bijna bij de poort.’
‘Poort?’
‘Ja, hoe meer sneeuw, sneller we bij de poort komen!’
Er zijn nog geen reacties.