Het eerste hoofdstuk in mijn story

De zon stond die ochtend al heel vroeg hoog aan de hemel. De zon verlichte een stad. De stad was onbereikbaar voor gewone mensen want het lag ver van alle andere landen vandaan. Het werd bewaakt door eeuwenoude en dodelijke zeewezens. Ze waren de wachters van de stad. De stad heette Whitelawed.

De stad was ruig en voor het eerst in jaren werd de stad verlicht door de zon die er recht boven stond en straalde. De stad had iets keltisch of iers of schots. In het hart van de stad stonden vele groene heuvels die omringd waren door een gouden hek. Tegen dat hek aan stonden er helemaal omheen allemaal banken waar mensen konden zitten om te lezen of gewoon gewoon rustig te zitten. Het was een soort binnenplein die heel groot was. en net buiten het binnenplein stonden in een cirkel om de heuvels binnen het hek allemaal huizen gebouwd van donkerbruinhout. En aan de randen van de stad waren reusachtige bergen waarvan de toppen besneeuwd waren. In die bergen leefden andere wezens die de bewoners van de stad de laatste jaren zelden gezien hadden.

Het was het jaar 1958 en natuurlijk had ook deze stad een soort burgermeester of president hier noemden ze het ; de meester. Helemaal in het zuiden van de stad stond een immense en onvoorstelbaar grote toren. daar woondede meester van de stad. helemaal bovenin was zijn werkkamer. Natuurlijk was de ruimte rond en het rook er naar wierrook en andere aziatische geuren. De kamer had een donkerrood behang, dat de kamer een donkere sfeer gaf. En de dikke donkerpaarse gordijnen hingen gesloten voor de ramen. En donker kleurige houten vloer lag ook op de grond. In de kamer was verder weinig alleen een luxe bureau met een stoel erachter. De meester zat op dit moment achter zijn bureau. een lange eikenkleurige versleten veer had hij in zijn hand. Hij schreef op donkergele bladen perkament die her en der over zijn grote, luxe bureau verspreid lagen. De man had krullerig lang donkergrijs haar, ooit had hij zwart haar dat was nog duidelijk te zien. En hij had grijze ogen. De man droeg een lang keizerlijk paars gewaad. Zijn naam was Abraham bluepond.

Een andere man stormde woedend binnen. Hij was lang en dun en had zwart haar met diepe inhammen. Hij had een serieuze boze blik, normaal keek hij nogal dom uit zijn ogen, want hem erg gevaarlijk maakte. Hij droeg een zwart met gouden gewaad dat nog sleepte over de grond. ' Abraham!' riep hij en hij ging tegenover Abraham staan bij het bureau. ' het gaat te ver!' zei de net binnegekomen man snel die Demos McKellon heette. ' Wat gaat te ver..' zei Abraham rustig in de oude keltische taal. Iedereen in de stad sprak het oude iers, het keltische. ' Nou, jij werkt hier maar wat aan je boekje terwijl wij de hoge wachten..de inwoners moeten duidelijk maken dat er geen gevaar drijgt' zei Demos nog kwader die mt zijn rechtervuist op het bureau sloeg. ' Oh, jij denkt dat die vergadering van een maand of 3 geleden ernstig was? geloof me de centauren kunnen echt niet zomaar hun rechten opijsen, door een oorlog te beginnen' zei Abraham kalm die rustig door schreef.
' Bovendien ben ik met iets veel belanrijkers bezig..' voegde Abraham er weer rustig aan toe. ' Is het belangrijker dan die oorlog die op de stoep staat?' zei Demos kwaad en dei Abraham geirriteerd aankeek. ' Deze kubus die ik hier in mijn hand heb...is belangrijker dan welk gebeurtenis of iets dan ook' legde Abraham uit.

' De formule van de kubus moet ik opslaan in het boek, en ik moet onze nakomelingen vertellen wat de kubus inhoudt' zei Abraham. Demos staarde hem stomverbaasd aan. ' de .de..de' stamelde Demos. ' ha,ha!!' lachte Araham. ' Binnekort wil ik elke hoge wacht-lid spreken in de vergadering die zal komen over de kubus' vertelde Abraham. ' U vind zo'n kubusje belangrijker dan uw volk?' vroeg demos die het nu helemaal niet meer begreep. ' Wacht maar af, die kubus is ons meest dierbaarste bezit' legde Abraham uit en Demos verliet mopperend en niets begrijpend de kamer.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen